Meditatie van ds. W.J. Teunissen (Openbaring 2:2a)

Ik weet uw werken en uw arbeid … (Openbaring 2:2a)

Ik weet uw werken
Christus, wandelend te midden van de gouden kandelaren, is Degene Die alles ziet en weet. Hij is de Gods Zoon. De Vader heeft de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelven. (Johannes 5:26). Hij is God. Van hetzelfde wezen als de Vader en met dezelfde deugden. Gods Zoon is alomtegenwoordig, wijs, rechtvaardig en alwetend. En dat zegt Hij ook tot de gemeente van Efeze: Ik weet!
In onze tekst gaat het om het weten van de werken. En dat is niet “enkel wetenschap alleen” maar een weten dat gepaard gaat met straf of beloning al naar gelang de werken afgekeurd of goedgekeurd worden.
Christus begint met wat goed is. Allereerst uw arbeid. Er staat een woord dat betekent: zware arbeid, inspannend werk. Als de Heere een mens gaat bekeren dan wordt de schuldbrief afgegeven. Het wordt nood in de ziel: zonder God en zonder hoop in de wereld op weg naar de hel. En zo’n schuldige ziel, gebogen onder een vloekende wet en een toornend God, gaat werken. Met vreze en beven. Om de straf te ontgaan en om in Gods gunst en gemeenschap te worden hersteld. Hij kan met een openstaande schuld God niet ontmoeten. Er moet wat gebeuren! Hij moet met een Drieenig God verzoend worden. Vanuit de ingestorte liefde komt er een droefheid over de zonden en een mijden van de wereld. De mens tracht het op talloze wijzen met God goed te maken. Maar al zijn betaalmiddelen worden door Hem afgekeurd. Ze worden afgewezen omdat zij niet anders zijn dan steekpenningen, bedoeld om de Heere om te kopen. Met al zijn werken vermeerdert de mens alleen zijn schuld.
Werkgerechtigheid kan voor God niet bestaan! Dat is wat in de Reformatie weer is ontdekt: genade, genade alleen. En genade wordt geleerd op het schavot (Christopher Love). Om het hoofd op het blok te mogen leggen. Om met alles aan het einde te komen en aan Gods kant te mogen vallen: “Heere, zijt Gij met mijn doem gediend, zoek Uw eer, ik heb het verdiend.” Verloren onder het recht Gods. Om dáár, om niet, Christus te ontvangen, Die de Vader heeft genoeg gedaan door de straf, de vloekdood, te doorlijden. Christus heeft de schuld betaald en een eeuwige gerechtigheid verworven. Dat Offer alleen kan God behagen. De mens die met Christus is verenigd ontvangt om Zijnentwil de vergeving der zonden en het eeuwig leven.

En uw arbeid …
“O grote Christus eeuwig licht! Niets is bedekt voor Uw gezicht.” Van binnen en van buiten liggen wij allen open en ontbloot voor de ogen van een heilig en rechtvaardig God. De Heere mocht ons er eens een indruk van geven van wat dát betekent! De Heere weet alles van ieder mens. In het bijzonder gaat Zijn oog over de kerk en haar werken. Gods kerk wordt aan het werk gezet. Het ware werk: de arbeid der liefde! Om God te mogen bedoelen, en er voor Hem alleen te mogen zijn. Die arbeid omvat veel en geschiedt met ingespannen krachten. Zie ook de kanttekening op 1 Thessalonicenzen 5 vers 9! En dat geldt voor het gehele leven van de kerk: ingespannen én zorgvuldig arbeiden. Onder het vele dat gedaan moet worden neemt het “gestadig leren en vermanen” een bijzonder plaats in. Het is het arbeiden in het Woord en de leer. Die daartoe geroepen zijn hebben dat gestadig, onophoudelijk te doen. Zeker, het komt op de inwendige onderwijzing aan, maar Gods dienaren hebben de uitwendige middelen toe te dienen. Zij moeten getrouw leren! En eerlijk separeren tussen zijn en schijn! Leren en onderwijzen. Leren: de ontzettende doodstaat van de mens; de weg der verlossing, door God van eeuwigheid uit gedacht, om met handhaving van Zijn recht helwaardigen te zaligen; de borggerechtigheid van Christus als de enige grond tot behoud en tot verkrijging daarvan de noodzakelijkheid van de ziels vereniging met Christus. Leren: het dagelijks sterven aan alles buiten God in Christus. Leren: recht te doen, weldadigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met God. En nog zoveel meer. Leren en vermanen. En dit alles ambtelijk én persoonlijk; in de kerk én het gezin. Arbeiden! Het mocht zijn: zo getrouw als de engelen in de hemel.

Ds. W.J. Teunissen, Vriezenveen.