De eerste mens en de tweede Mens

De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit de hemel (1 Korinthe 15:47).

Adam werd in een prachtige hof geplaatst; na zijn zondeval werd hij uit deze gelukzalige woonstede verdreven, naar een onbebouwde aarde, waar hij zich met een hak, een ploeg en een ijzer moest aftobben.
Christus heeft, toen Hij Zich de Vader gelijkstelde, niet te veel eer voor Zich opgeëist.
Hij is neergekomen van de hemel, en het heeft Hem behaagd onze gestalte aan te nemen.
Hij wilde daarin degenen die niets anders zijn dan een harde aarde, niets anders dan vlees, met het Woord als met een ijzeren roede onderwerpen, opdat wij zouden terugkeren naar de plaats waar Hij vandaan gekomen was - wij, die door Adam waren gekomen in de ballingschap die door Adams schuld en de onze was verdiend.

De eerste Adam wilde het goede en het kwade kennen en daardoor als God worden.
De tweede Adam achte het niet beneden Zijn waardigheid om de gestalte van een onwetende mens aan te nemen, om ons tot het kennen van God terug te leiden, tot de genade van Hem Die alleen goed is, en alleen weet wat goed is en kwaad.
Adam is door de verlokkingen van zijn vrouw overwonnen, zodat hij van de verboden spijze heeft gegeten.
In Christus is de menselijke zwakheid overwonnen: "Laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan", riep de zwakheid, maar de Godheid overwon, die het vlees aan de wil van de Vader onderwierp.

Adam strekte zijn hand uit naar de verboden boom, met de gedachte dat hij daardoor zalig en wijs, ja, als God zou worden.
Christus heeft Zijn ledematen uitgestrekt aan het kruis der schande, opdat wij door Zijn leed gelukkig, door Zijn dwaasheid wijs zouden worden - want "het woord des kruises is een dwaasheid voor hen die verloren gaan" - en door Zijn armoede tot goden zouden worden.
Dat Adam proefde van de zoetigheid van de vrucht, had de dood tot gevolg. De bitterheid van het kruis heeft het leven voortgebracht.

Adam had zich zo verstopt, dat hij kon hopen verborgen te blijven. Hij was bang om God onder ogen te komen.
Maar Christus heeft Zich aan de hele wereld prijsgegeven en Zich onder het oordeel en de handen van de allerslechtsten gesteld om het recht op de verloren erfenis te herwinnen.
Dat alle mensen Hem als een misdadiger beschouwden, heeft Hij ondergaan, opdat wij door Hem als rechtvaardigen voor de Vader zouden kunnen verschijnen.
Door een hout zijn wij aan de slavernij onderworpen, omdat Adam niet van het hout kon afblijven.
Door een hout is ons de vrijheid hergeven, omdat Christus alles liever wilde verdragen dan dat wij ongelukkig zouden zijn.
De vermetelheid van Adam sloot het paradijs toe. De nederigheid van Christus heeft voor ons de hemel geopend.

Huldrych Zwingli (Hauptschriften, band 9)

M.G. van der Hoeven

28 juli 2021