De HEERE laat de Zijnen niet in de zonde van zelfdoding (met of zonder voorbedachten rade) sterven!

In de Gezinsgids van 24 november 2016 stond een artikel 'Als psychisch leiden tot zelfdoding leidt...' waarbij ds. D. Heemskerk (HHK) zijn visie op dit onderwerp geeft (Klik hier). Het artikel spreekt van zelfdoding en niet van zelfmoord. Bij het artikel zijn toch wel de nodige kanttekeningen te plaatsen en dat zullen we in het vervolg van dit artikel doen. We beseffen maar al te goed dat het een zeer gevoelig onderwerp betreft, zeker voor diegenen die het van nabij hebben meegemaakt als een geliefde zich van het leven heeft beroofd. Als we de statistieken in Nederland bekijken dan zijn er per dag wel vijf mensen die een einde aan hun leven maken. Verschrikkelijk is dat!

Het Woord van God leert ons dat we goed geschapen zijn, in het beeld van God en naar de gelijkenis van God, tot eer en lof van de drie-enige God. We hebben ons echter moed- en vrijwillig uit deze heerlijke staat gezondigd en hebben ons gestort in een drie-voudige dood: de geestelijke dood, de tijdelijke dood en de eeuwige dood. De HEERE God hebben we voor leugenaar uitgemaakt want we hebben het proefgebod niet geloofd, maar de gevallen engel (de duivel) hebben we wel geloofd. De mens werd door de zondeval allereerst geestelijk dood. We zijn geestelijke zelfmoordenaars geworden. Dat is een belangrijk gegeven om vast te houden. We hebben dus de dood verkozen boven het leven. We hebben ons losgescheurt van God en de duivel de hand gegeven. Nogmaals, we zijn allemaal geestelijke zelfmoordenaars geworden door onze zondeval in Adam, in het paradijs. Daarnaast zijn we ook nog eens moordenaars geworden van Jezus Christus de Nazaréner (Hand. 2:36, 4:10). We zijn dus moordenaars en zelfmoordenaars geworden!

Wat is het dan een ontzaglijk wonder dat de HEERE God, na de val in Adam, de moederbelofte schonk van de komst van de Zoon van God in de menselijke natuur, en dat Hij de kop van de slang, dat is de duivel, zou vermorzelen. Christus heeft de mensenmoorder van den beginne (Joh. 8:44) de dodelijke slag toegediend, en heeft het eeuwige leven verworven voor de Zijnen. Op aarde wordt een volk, dan in zonde ontvangen en geboren is en nochthans uit vrije genade verkoren, zalig gemaakt (Psalm 41:3). Dat volk wordt bewaard voor de dag des kwaads, en ze zullen niet in hun zonde sterven als Zelafead (Num. 27:3). Ook koning Saul is in zijn overtreding gestorven (1 Kronieken 10:13). Over het sterven in zijn zonde schrijft ook de profeet Ezechiël: "Als ook een rechtvaardige zich van zijn gerechtigheid afkeert en onrecht doet, en Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leg, hij zal sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en zijn gerechtigheden die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen, Ez. 3:20." De kanttekeningen schrijven hierbij: "Dit wordt God gezegd te doen, niet met de mens eigenlijk tot de zonde te bewegen en aan te drijven, maar door hem in de weg van zijn ongerechtigheid te laten, ja, aan zijn boze vrije wil over te geven, en de gelegenheden te laten voorkomen, waardoor hij zichzelf in het verderf brengt. Anders: zo zal Ik een aanstoot voor zijn aangezicht leggen (dat is, hem om zijn zonde straffen), hij zal sterven." Het gaat hier over rechtvaardigen (die wel de algemene werkingen, maar niet de zaligmakende werkingen van de Heilige Geest hebben) en die overgegeven worden om zichzelf in het verderf te storten.

Moeten we nu spreken van zelfdoding of zelfmoord? Moord en doodslag zijn in de Bijbel en ook in de hedendaagse rechtspraak onderscheiden, al is de dood in beide gevallen het gevolg. Iemand moedwillig van het leven beroven (met voorbedachten rade) is iets anders dan iemand zonder voorbedachten rade het leven benemen (bijvoorbeeld door een ongeval). Lees bijvoorbeeld Deut. 19:5 en Nummeri 35:11. Zelfdoding kan een weloverwogen zaak zijn, bijvoorbeeld als men om euthanasie vraagt of dit laat vastleggen in een verklaring. Zelfdoding kan ook in een opwelling plaatsvinden (ds. Heemskerk noemt iemand die zwaar psychisch leidt en tot deze daad komt). In het voorbeeld van Deut. 19:5 mocht de dader vluchten naar de vrijstad, zodat hij uit de hand van de bloedwreker bleef. Het zegt nog niets over de eeuwige bestemming van de dader die een ziel onwetend geslagen heeft. Mag je dit dan ook toepassen bij zelfdoding in het geval van een opwelling (door een psychische ziekte of niet)? Is iemand met een psychische ziekte (hoe verschrikkelijk ook, we denken hier niet lichtvaardig over!) ontoerekeningsvatbaar op dit punt?

Wat zegt de Bijbel over zelfdoding?
Allereerst een aantal voorbeelden waarbij zelfdoding het geval was. We zien dit bij Achitofel die zich verhing (2 Sam. 17:23), Saul en zijn wapendrager die zich beiden in hun zwaard storten (1 Kron. 10:4), Zimri die het huis verbrandt en omkomt (1 Kon. 16:18), Abimelech die zijn wapendrager vraagt om hem te doden (Richteren 9:53) en Judas Iskariot die zich verworgde (Matth. 27:5). We zullen enkele voorbeelden wat nader bezien.

Achitofel was Davids raadgever. In Psalm 55 wordt gesproken over een leidsman en bekende van David, waarmee David samen opging naar het huis Gods. De kanttekeningen suggereren dat dit Achitofel kan zijn geweest. Ze wandelden in zoetigheid ten huize Gods. Ze spraken dus met elkaar van geestelijke zaken. Achitofel was iemand die het goede Woord Gods gesmaakt had en de kracht der toekomende eeuw (Hebr. 6:5). Hij was dus bedeeld met de algemene werkingen van de Heilige Geest. Achitofel betekent echter "broeder van de dwaasheid". In 2 Sam. 17:23 staat opgetekend van deze Achitofel: "Als nu Achitófel zag dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij de ezel en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad en gaf bevel aan zijn huis en verhing zich. Alzo stierf hij en werd begraven in zijns vaders graf." Achitofel is in zijn ongerechtigheid gestorven, hoewel hij zeer godsdienstig was.

Een ander persoon betreft koning Saul, waarvan geschreven stond "Is Saul ook onder de profeten?, 1 Sam. 10:11". Echter, enkele hoofdstukken verder staat dat de HEERE van Saul geweken was, 1 Sam. 18:12. Saul was dus bedeeld met de algemene werkingen van de Heilige Geest. Saul betekent "afgebeden (van God)". Het volk begeerde een koning (1 Sam. 8:10) en kreeg een koning, waarvan de Heere gesproken heeft bij monde van de profeet Hosea: "Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid, Hosea 13:11." Saul heeft zich van het leven beroofd in een opwelling zoals we lezen in 1 Sam. 31:2-5: "En de strijd werd zwaar tegen Saul; en de mannen die met den boog schieten, troffen hem aan, en hij vreesde zeer voor de schutters. Toen zeide Saul tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek mij daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet komen en mij doorsteken en met mij den spot drijven. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard en viel daarin. Toen zijn wapendrager zag dat Saul dood was, zo viel hij ook in zijn zwaard en stierf met hem." Ook Saul was iemand die de Geest Gods niet had zoals Gods kinderen die wel hebben, en kunnen getuigen "Dezelve Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn, Rom. 8:16".

In het Nieuwe Testament treffen we Judas Iskariot aan, een van de twaalf discipelen. Judas is de griekse vorm van Juda, en betekent Godlover, of nu zal ik God loven. Echter getuigt de Heere Jezus van hem dat hij een duivel is, Joh. 6:70, Psalm 41:10. Aangrijpend! Judas had het Woord Gods gepredikt, wonderen verricht, beleden dat Jezus was de Christus, en toch was hij geen kind van God. Judas toonde na zijn verraad wel wettisch berouw: "Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed, Matth. 27:4.", maar hij vond geen plaats van berouw (Hebr. 12:17). Hij had de Zoon niet gekust zoals Psalm 2:12 ons leert, maar met een kus van verraad. Hij verworgde zichzelf in wanhoop. Lees ook hetgeen de apostel Petrus over de zelfmoord van Judas schrijft (Hand. 1:16-25) en de kanttekeningen daarbij. Judas is heengegaan in zijn eigen plaats.

Hierboven lezen we van drie voorbeelden van onbegenadigde mensen, die wel voor de ogen der mensen een heel eind gekomen zijn (niet ver van het koninkrijk Gods) maar toch eeuwig buiten staan. Er staat geen enkel voorbeeld in de Bijbel van een waar kind van God die door zelfdoding aan zijn einde komt. Moeten we dan zeggen: Omdat het er niet staat kan iemand die sterft ten gevolge van zelfdoding toch behouden zijn, want ons komt het oordeel niet toe? Of moeten we zeggen dat de HEERE de Zijnen bewaart voor zelfdoding? Gods Woord leert het laatste. Dat kunnen we bijvoorbeeld zien bij de bekering van de stokbewaarder die zich in een opwelling van het leven wil beroven (Hand. 16:27). Paulus roept dan met grote stem: "Doe uzelven geen kwaad". De Heere bewaarde deze stokbewaarder, die in het bundeltje der levenden was begrepen, voor deze zonde die direct de dood tot gevolg zou hebben. Hier wordt zo heerlijk waar, dat de Heere almachtig is, ook al is de duivel machtig. Dit toont toch aan dat de Heere Zijn volk bewaart voor de zonde van de zelfdoding in de daad. Laten we er maar niet boven komen, want we zijn allen uit God gevallen van nature. De duivel heeft echter niet het laatste woord, maar de Heere! De Heere is de Bewaarder Israëls, Die niet slaapt nog sluimert. Hij bewaart de uitgang en de ingang van het volk Gods, van nu aan tot in der eeuwigheid, zoals staat opgetekend in Psalm 121. Maar, zo zal een lezer zeggen, u heeft allemaal voorbeelden aangehaald van personen die niet psychisch leden. Dat voorbeeld staat niet in de Bijbel zo zegt men dan. Daar zal ik verderop op terugkomen met betrekking tot de Gadereense bezetene.

Het artikel in de Gezinsgids
Ds. Heemskerk zegt met betrekking tot zelfdoding: "Mij komt het oordeel niet toe". Hij haalt enkele oudvaders aan die niet zouden hebben gezegd dat degenen die zichzelf van het leven beroven verloren zijn. Hij zegt verder: "Als iemand van een zekere hoogte in het water springt, kan er nog een schreeuw tot God om genade zijn." Tot slot een citaat van hem waar hij zegt: "Mensen die lijden aan diepe depressies overzien niet altijd de gevolgen van hun daden."

Mij komt het oordeel niet toe
Ds. Heemskerk zegt dat hem het oordeel niet toekomt. Het is waar dat alleen God de Kenner van het hart is (Hand. 1:24), maar is daarmee gezegd dat Gods knechten en kinderen niet Bijbels hebben te oordelen? Vaak wordt een tekst uit de Bijbel aangehaald zoals bijvoorbeeld: "En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat los, en gij zult losgelaten worden, Lukas 6:37." De Heere Jezus sprak echter: "Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel, Johannes 7:24." We dienen dus ten allen tijde alles te toetsen aan Gods Woord. Wat oudvaders gezegd hebben, met alle respect, is niet gezaghebbend. Alleen Gods Woord is gezaghebbend!

Als iemand van een zekere hoogte in het water springt, kan er nog een schreeuw tot God om genade zijn
Ds. Heemskerk leert met deze uitspraak, als ik op dit artikel afga, dat iemand behouden kan worden tijdens het uitvoeren van zelfdoding door een schreeuw tot God om genade, of ook dat een begenadigd mens (die reeds behouden is) tijdens het uitvoeren van de zelfdoding nog tot God kan roepen om vergeving. Hij zegt verder dat we de laatste zucht tot God niet kennen. Dat laatste is zeker waar, maar het eerste niet. De tollenaar achter in de tempel sloeg zich op zijn borst, zeggende: "O God, zijt mij zondaar genadig, Lukas 18:13." Hij ging gerechtvaardigd af naar zijn huis. Deze tollenaar had kennis van zichzelf gekregen maar ook kennis van God in Christus door de Heilige Geest. Hij ging naar zijn huis en was wel bij zijn verstand. Hij is ook naar zijn eeuwig huis gegaan. Neem ook eens de bekering van de Gadareense bezetene in Markus 5 en Lukas 8. Deze man, van vele duivelen bezeten (zijn naam was legio), wordt verlost van de heerschappij des duivels. Hij verwondde zich wel (slaande zichzelf met stenen) maar storte zich niet in de dood. Waarom niet? Deze man was een uitverkoren vat. De HEERE is de Bewaarder Israëls (Psalm 121). De Heere Jezus liet toe dat de duivelen in de zwijnen zouden varen. Wat is het gevolg? Ze storten zich vanuit de hoogte in de zee. Dat is het werk des duivels: alles moet de dood in. In dit voorbeeld ging het om redeloze dieren, maar ook bij mensen is de handelswijze van de duivel niet anders: ze moeten de eeuwige dood in! In diezelfde Psalm 121 staat echter zo vertroostend voor Zijn volk, in alle verzoekingen en aanvechtingen die er zijn kunnen: "De HEERE zal u bewaren van alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren. De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid." De Gadareense bezetene is dus, net als de stokbewaarder, een voorbeeld van een uitverkoren vat, die zichzelf wel wat wilde aandoen (zichzelf doden door het zwaard of zichzelf met stenen slaan), maar die voor de dadelijke uitvoering van het doden van zichzelf wordt bewaard. De Gadareense bezetene zouden we vandaag de dag zeker aanmerken als een psychiatrisch patient, ziende op de uiterlijke zaak.

Verder leert de Bijbel nergens bekeringen waar anderen niet vanaf weten. Gods werk wordt altijd bekend gemaakt! Dat geldt zelfs voor het ongeboren leven wat in de moederschoot sterft, De Heere maakt aan Zijn volk bekend wat de eeuwige bestemming is. Dat maakte de Heere ook bekend bij David aangaande zijn zoon Absalom, want David riep uit: "Ware ik voor u gestorven!" David wist dus dat Absalom verloren was. Bij het sterven van het kind dat door David verwekt was bij Bathseba, de vrouw van Uria, sprak David: "Maar nu is het dood; waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen, 2 Sam. 12:23." Hier een voorbeeld waarbij David door de Heere bevestigd werd dat het gestorven kind een begenadigd kind was. Dat wordt met kracht in de ziel bevestigd. Daarover hoor ik ds. Heemskerk niet in het voorbeeld van de vrouw die hij zich herinnerde.

Mensen die lijden aan diepe depressies overzien niet altijd de gevolgen van hun daden
Deze uitspraak mag waar zijn, maar dat geldt net zo goed voor mensen die niet aan diepe depressies lijden. Het gold al voor Adam en Eva in het paradijs. Ds. Heemskerk herinnert zich een vrouw die in geestelijk opzicht over diepe dingen mocht spreken. Toch sloeg ze onder zwaar psychisch lijden de hand aan zichzelf. Hij haalt vervolgens enkele Bijbelse voorbeelden aan die we hierboven al benoemd hebben en zegt er vervolgens bij dat bij deze personen geen sprake was van zwaar psychisch lijden. Kennelijk maakt zware depressiviteit iemand ontoerekeningsvatbaar, ofwel is het zodanig dat we er verder niets over kunnen en mogen zeggen. Hij haalt verder enkele bijbelheiligen aan als Jeremia, Jona, Job en Elia. Laatstgenoemde vervloekte zelfs zijn geboortedag. Ds. Heemskerk zegt verder: "Laten we niet gering denken over wat mensen ervaren aan diepe worstelingen en psychisch lijden." Daar wil ik ook niet gering over denken, want in mijn eigen familiekring heb ik iemand meegemaakt die psychiatrisch patient was. Maar met te zeggen dat we er niet gering over moeten denken zijn we er niet. Voordat je het weet schuiven we de Bijbel subtiel terzijde met onze vrome standpunten, en leveren we kritiek op de Schrift.

In Nummeri 11:15 spreekt Mozes, de man Gods: "En indien Gij alzo aan mij doet, dood mij toch slechts, indien ik genade in Uw ogen gevonden heb; en laat mij mijn ongeluk niet aanzien." Wat hier opvalt is dat Mozes de HEERE vraagt om hem uit het leven weg te nemen. Mozes kon de zware last, om het volk te leiden, niet meer dragen en begeerde weggenomen te worden. Mozes murmureerde tegen de HEERE. Wat is de mens, ook na ontvangen genade! De HEERE voert de wens van Mozes niet uit en berispt hem. Jona klaagt ook de HEERE, en begeert dat zijn ziel wordt weggenomen, Jona 4:3. Ook Jona wordt door de HEERE bestraft. Ook Elia begeert na de vlucht voor Izebel, dat de HEERE zijn ziel komt weg te nemen. Het was genoeg volgens Elia. Zie 1 Kon. 19:4. In al deze voorbeelden kan het wel zover komen dat Gods volk vraagt of de HEERE hun ziel wil wegnemen. Echter slaan ze in geen geval de hand aan zichzelf. De HEERE is het die het leven geeft en het leven neemt. Deze drie voorbeelden vormen tevens een krachtig bewijs dat de HEERE de Zijnen voor zelfdoding (met of zonder voorbedachten rade) bewaart.

In 1 Johannes 5:16-17 staat opgetekend: "Indien iemand zijn broeder ziet zondigen een zonde niet tot den dood, die zal God bidden, en Hij zal hem het leven geven, dengenen, zeg ik, die zondigen niet tot den dood. Er is een zonde tot den dood; voor dezelve zonde zeg ik niet dat hij zal bidden. Alle ongerechtigheid is zonde, en er is zonde niet tot den dood." Bij zonde niet tot de dood schrijven de kanttekeningen: Dit is niet te verstaan, dat er enige zonde zo licht zou wezen, dat zij de dood niet zou verdienen, hoe klein dezelve ook zou mogen zijn; want dat strijdt tegen Deut. 27:26. Jak. 2:10; maar dat zij niet noodzakelijk de dood medebrengt, maar vergeven kan worden, als de zondaar daarvan een oprecht berouw en leedwezen betoont.

Ontoerekeningsvatbaar?
Jaren geleden schreef ds. J. Belder (PKN) een artikel 'onder het leven bezweken'
(Klik hier) in de 'vriend van de waarheid' (2011) en schreef daar: Zelfdoding is zonde, maar geen onvergeeflijke zonde. Je kunt jezelf ook 'doodwerken, dooddrinken, doodroken', of je leven in de waagschaal stellen door bijvoorbeeld deel te nemen aan risicosporten. Wie durft beweren dat iedere nicotineverslaafde (ook een vorm van suïcidaal gedrag) verloren gaat? Kijkt de Heere niet naar ons totale leven? En zijn er geen bijzondere omstandigheden waarin mensen ontoerekeningsvatbaar zijn? Bijvoorbeeld tijdens een psychose met bevelhallucinaties? Er worden ook mensen door aanhoudend pestgedrag van anderen naar en over de richel gedreven. Bad Jezus bovendien niet aan het kruis: "Vader, vergeef het hun, zij weten niet wat zij doen?"

Ds. Belder geeft met het aanhalen van de bede van Jezus aan het kruis weer dat wat in onwetendheid wordt gedaan altijd vergeven wordt door de Heere. De Heere Jezus werd aan het kruis genageld door mensen waarvan het merendeel niet wist wat ze deden, echter sommigen wel. Ook Stefanas bad: "Heere, reken hun deze zonde niet toe, Hand. 7:60." Dan moeten we wel bezien dat niet degene die de zonde deed dit bad, maar Degene die gekruisigd werd of degene die gestenigd werd. Saulus had mede een welgevallen in de dood van Stefanus. Alleen van Gods volk, hoewel volkomen schuldig, kan gezegd worden dat ze de zonde in hun onwetendheid hebben gedaan. Denk aan wat de apostel Petrus spreekt in Hand. 3:17 en wat de apostel Paulus spreekt in 1 Tim. 1:13. Het in onwetendheid doen wil zeggen dat ze geenzins onschuldig zijn maar dat ze de zonde tegen de Heilige Geest niet bedreven hebben. Waar leert Gods Woord dat een zondaar ontoerekeningsvatbaar is? Dat hij dus een voorwendsel heeft voor zijn zonde? Dat wordt wel in de wereldse rechtspraak geleerd, echter niet op de leerschool der genade.

In de onbekeerlijke staat iets in onwetendheid doen, is wat anders dan ontoerekeningsvatbaar. Het is schuld wat de zondaar wordt toegerekend. De Wet heeft geen ontoerekeningsvatbaarheidsverklaring en deelt die ook niet uit. Wel deelt de Wet de schuldbrief uit. Ze is de bediening des doods. De uitverkoren zondaar gaat deze schuldbrief billijken, toeëigenen en omhelzen: Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. Dan wordt die schuldbrief een doodsbrief. En, o wonder, dan wordt in plaats van een doodsbrief een vrijbrief ontvangen, verzegeld met het bloed van Christus. Op kosten van de schuldovernemende Borg, Middelaar en Plaatsbekleder, die de Wet volkomen heeft vervuld en de vloek der Wet heeft weggedragen, wordt de zondaar vrijgesproken van zonde, schuld en straf, door de toegerekende gerechtigheid van Christus. Een zondaar is dus nooit ontoerekeningsvatbaar. Als we dat zeggen dan valt te betwijfelen of we wel verstaan dat de Wet geestelijk is en dat de mens vleselijk is, verkocht onder de zonde. De Wet velt een oordeel over onze innerlijke verdorvenheid (gedachten, genegenheden, verstand en de wil) en over onze uiterlijke verdorvenheid (woorden, werken en nalatigheden).

Ds. Belder beweert door zijn uitspraken eigenlijk dat niet de Heere het laatste woord heeft maar de duivel, door te stellen dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn waarin mensen ontoerekeningsvatbaar zijn en tot de daad van zelfmoord kunnen overgaan, bijvoorbeeld door een psychose met bevelhallucinaties. Zoals de duivel de eerste mens overreed om tot de zonde over te gaan, zo overreed de duivel de mens om tot dadelijke zelfmoord over te gaan. Hij gaat ook in op het zich dooddrinken, doodsporten, doodwerken of doodroken. En zeker, vraag en antwoord 105 van de Heidelberger Catechismus en de aangehaalde Bijbelteksten zijn duidelijk dat de Heere al deze zonden een gruwel zijn. Noach dronk zich echter wel dronken, maar dronk zich niet dood. Daar heeft de Heere hem voor bewaard. Veel van Gods volk waren vroeger rokers van sigaretten of sigaren. Ik herinner me een prekenboek van wijlen ds. P. Zandt, waarin hij met een sigaar staat afgebeeld. Men rookte niet om zich willens en wetens dood te roken, om zo het einde van hun leven te bespoedigen, maar men rookte in onwetendheid. Het was een algemeen gebruik om te roken, al moeten we met de wijsheid van tegenwoordig zeggen dat het onverantwoord is. Het voorbeeld van een nicotineverslaafde wordt naar voren gebracht waarbij gezegd wordt dat we toch niet kunnen beweren dat elke nicotineverslaafde verloren gaat? Zo kan dus volgens ds. Belder ook niet beweerd worden dat iedereen die zelfmoord pleegt verloren gaat. We moeten dan naar zijn leven kijken. In het voorbeeld van ds. Belder kan Gods volk ook sterven terwijl ze bij de hoeren liggen, want je moet naar hun leven kijken. Je kunt sterven tijdens het uitoefenen van de zonde, want je moet naar zijn leven kijken. Nergens komen zulke sterfbedden van Gods kinderen in de Bijbel voor. Adam heeft zich wel in de drie-voudige dood gestort door de zondeval, en het ganse mensdom is met hem daarin meegesleept, maar Adam heeft zich niet van het leven beroofd! De HEERE bewaart de Zijnen daarvoor! Wat de hedendaagse dominees ervan maken berust alleen maar op redenaties van hun verdorven verstand, al is het met een zekere vromigheid omkleed.

Slot
Je merkt in beide artikelen dat men naar argumenten zoekt om het open te laten dat Gods volk zichzelf van het leven zou kunnen beroven. We zijn in deze tijd zwanger van zulke zoektochten, net als bij homofilie, en zo meteen ook bij pedofilie en straks wellicht ook bij transsexualiteit. Als Gods volk door zelfmoord of zelfdoding kan sterven, dan kan ze ook in een homofiele daad sterven, of in een andere zonde. Iemand kan dan vloekend ten hemel reizen, als ze maar in hun leven getuigd hebben dat ze op weg waren naar een beter vaderland. Men kan dus op het einde van haar leven ontoerekeningsvatbaar worden. Zijn er Bijbelse voorbeelden en teksten aan te wijzen waarbij dit zo is? Wie dat meent heeft een andere Bijbel dan ik. We zien dat de zelfmoorden die in de Bijbel beschreven zijn, staan opgetekend van mensen die in hun leven wel een schijn van vroomheid hebben getoond (of helemaal niet), maar uiteindelijk kinderen des toorns waren en bleven. Er staan voorbeelden van Gods volk in de Bijbel die de Heere vroegen om wegneming van hun ziel, maar die de hand niet aan hun eigen leven hebben geslagen omdat ze daarvoor bewaard zijn gebleven. De Heere bewaart de Zijnen voor dit kwaad! De vraag of er hoop is voor een suicidant is dus een vraag die een valse verwachting wekt. Het artikel ging over een onderwerp wat niet niet eenvoudig is, gezien de gevoeligheid ervan. Zeker als u het in nabijheid hebt meegemaakt dat een geliefde zich van het leven heeft beroofd. Dat wil echter niet zeggen dat we het Bijbels getuigenis dan maar moeten laten liggen, of aanpassen aan onze eigen gedachten. Het gaat alleen om de ere Gods, en daar valt de mens dus geheel buiten. Laten we eindigen met Psalm 68:11 (berijmd) waarin de bewaring des HEEREN voor al de Zijnen zo heerlijk schittert:

Gewis, hoe hoog de nood mag gaan,
God zal Zijns vijands kop verslaan;
Dien haar'gen schedel vellen,
Die trots, wat heilig is, onteert,
En, daar hij schuld met schuld vermeert,
Zich tegen Hem durft stellen.
De Heer' heeft Zelf ons toegezeid:
"'k Zal u, door macht en wijs beleid,
Uit Basan weêr doen komen;
U zullen, als op Mozes' beê,
Wanneer uw pad loopt door de zee,
Geen golven overstromen.

M.G. van der Hoeven

Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"