De nuancering van "Zalig worden is alleen uit genade, de mens hoeft daar niets voor te doen." door een HHK-kandidaat met een beroep op Witsius

De afgelopen tijd hebben er een aantal artikelen in het Reformatorisch Dagblad gestaan van de hand van kand. G.A. Van den Brink over de visie van Witsius. Uit die artikelen blijkt dat men aan de ene kant toestemt dat zalig worden alleen uit genade is, zonder dat de mens daar iets aan hoeft te doen, en aan de andere kant wil men dit nuanceren. Men beroept zich op Witsius en andere theologen om aan te tonen dat de mens wel degelijk wat moet doen. Het gaat er echter om: Wat leer de Heilige Schrift ons?! Velen beroepen zich op het Schriftwoord: "Werkt uws zelfs zaligheid met vrezen en beven.", Filippenzen 2:12. Echter, tegen wie spreekt de Apostel dit? Antwoord: tegen Gods volk hetgeen ook blijkt uit dit tekstvers. Men wil maar niet wil vallen voor: "Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.", Romeinen 9:16. Aangezien deze kandidaat zich in het openbaar heeft geuit, acht ik het van belang om ook in het openbaar hierop te reageren. Het gaat om zaken van leven en dood. Via de link kunt u de RD artikelen lezen en de weerlegging van deze leer tussen de tekst door binnen de vierkante haakjes.

Wat is een waar geloof? Niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus. Weet u, een waar gelovige begeert alleen groot te (horen) spreken van een drie-enig God, en alleen maar slecht van zichzelf. De Heere zegt het in Zijn Woord: uit u geen vrucht in der eeuwigheid! Als Christus alleen Verwerver is van de zaligheid en niet ook de Toepasser, dan is ons geloof ijdel. We hebben nodig door de wet der wet gestorven te zijn, opdat we Gode leven zullen. Dat we met Christus gekruist zijn. Want dan geldt: en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft, Gal. 2:19-20. In vers 16 staat nog, ten slotte: "Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden. Ook het geloof is van Christus! Gods volk wordt niet tegen de wet in zalig, maar zal door recht verlost worden. De wet verdoemd, Christus is onder de wet vrijwillig gekomen en h eeft de vloek der wet weggedragen, door Zijn bloed de schuld betaald, de zonden verzoend, al de deugden van Zijn Vader verheerlijkt. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem. Christus wordt vanachter het recht geschonken. Onze Koning is van Isrels God gegeven, Ps 89 berijmd. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des Geestes en niet in de oudheid der letter, Rom 7:6. Velen die andere van antinomianisme beschuldigen zijn dat namelijk zelf, omdat ze de wet niet hanteren in de prediking! De wet functioneert niet als de bediening des doods, en dan maakt het Evangelie ook niet vrij van de wet, maar dan wordt wet en Evangelie vermengt. Kand. Van den Brink geeft aan dat de eerste stap in de orde des heils door God wordt gewerkt, en hij spreekt van meewerkende genade. Kunnen we dan Hanna nazeggen: "De Heere doodt en Hij maakt levend, doet ter helle nederdalen en eruit opkomen?" Zo gaat het ook bij de levendmaking van de zondaar in en om de verdienste van Christus. De mens moet van de oude adamsstam worden afgesneden en ingeplant worden in de tweede Adam. Dat is de prediking van Jezus Christus en Dien gekruisigd. Dan mag het door genade in beginsel en na de dood tot in eeuwigheid klinken: "Ik zal U eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan!"

Als kand. Van den Brink het volgende zegt van Witsius: "Zo stelt Witsius dat de geloofsdaad van de mens een voorwaarde is voor de rechtvaardiging. De mens moet iets doen voor zijn zaligheid", schrijft hij letterlijk.", en vervolgens: "De geloofsdaad van de mens kan volgens Witsius alleen plaatsvinden als God eerst soeverein de wedergeboorte gewerkt heeft. De eerste stap in de orde des heils is altijd het werk van God. Bovendien heeft de mens voor elke daad de medewerkende genade van de Heilige Geest nodig. Deze opvattingen van Witsius vind je overigens bij alle vertegenwoordigers van de gereformeerde orthodoxie.", en mijns inziens blijk geeft deze opvattingen te delen, dan vind ik dat toch wel zorgwekkend. Of andere theologen uit zijn tijd dit delen of niet acht ik van geen belang. Het gaat er om wat Gods Woord ons leert. Zalig worden is een eenzijdig werk van een drie-enig God, en als dan gesproken wordt over de geloofsdaad van de mens als voorwaarde, of dat de mens iets moet doen voor zijn zaligheid, of dat God altijd de eerste stap werkt in de orde des heils (hoe zit het dan met het vervolg), en hij dit niet bekritiseert, dan is dat zeer zorgwekkend. Dit doet afbreuk aan de leer der Schrift!

Tevens wordt door hem het onderscheid tussen verwerving en toepassing aangehaald. De Heere Jezus Christus is de Verwerver van de zaligheid en ook de Toepasser ervan. Denk bijv. aan Joh. 17:8: "Want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, en zij hebben ze ontvangen, en zij hebben waarlijk bekend, dat Ik van U uitgegaan ben, en hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt." Tevens is de Heere de Eerste en de Laatste, en alles wat daar tussen in zit. God alles en de mens niets. Want het is God, die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen, Filip. 3:13. Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus, Rom 5:1. Dit geloof is een gave van God, wordt gewerkt door de Heilige Geest in de uitverkorenen, en heeft de eigenschappen zoals HC Zo 7 die beschrijft. Maar blijft staan dat het God is, die alles werkt. En tegelijkertijd geldt dat wij niet te verontschuldigen zijn. Wij hebben in Genesis 3 een keuze gemaakt tegen God, om nooit meer tot Hem terug te keren. Maar de Heere is wonderlijk, Hij kan die door ons geslagen kloof overbruggen en is gelijk een ree of een welp der herten, op de bergen van Bether, Hooglied 2:17.

Door Zijn Geest schenkt Hij het geloof, want het is onmogelijk dat iemand Jezus Christus de Heere noemt dan door de Heilige Geest. Het geloof is een gave Gods, uit genade, en door dit geloof dat geschonken wordt gelooft de mens in de dadelijkheid dat de Heere Jezus Christus zijn Zaligmaker is. Dit geloof wordt geschonken als de mens door de wet der wet gestorven is. Als hij gestorven is aan al zijn doen en laten. Dat doet niets af aan: "Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof". In het natuurlijke kan een kind pas een cadeau aannemen als het hem in de dadelijkheid wordt aangeboden EN geschonken. Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven zij. En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is, Rom 3:24. De kanttekeningen zeggen bij "om niet" door enkele gift, zonder enige verdienste!. Het gaat er niet om dat ik het sola gratia belangrijker acht dan het sola fide of het sola scriptura. Het geloof is een gave Gods hetgeen door Zijn genade wordt geschonken, en het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods, Rom. 10:17. Alle geloofsdaden van de mens worden bewerkt door de Heilige Geest. Zie ook Markus 13:11: "Doch wanneer zij u leiden zullen, om u over te leveren, zo zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest. Ook bij Joh. 6:44 wordt de Heilige Geest genoemd die bekwaam maakt en willig maakt. Dus al de daden des geloofs zijn door de Heilige Geest, de daden van de mens zijn vleselijk, want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. En tegelijkertijd heeft hij een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens (naar het herboren deel). Hellenbroek spreekt over de daad des geloofs (hoofdstuk 16, artikel 10-11. Echter die daad des geloofs komt niet uit de mens voort als daad van de mens. Het is een daad van het geloof, en dat geloof wordt gewerkt door de Heilige Geest (artikel 13 bij Hellenbroek), en Hellenbroek zegt dan in artikel 15: "Kunnen wij dan uit onszelf niet geloven?" Nee. Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave. Dus het sola gratia staat geenszins tegenover het sola fide of het sola scriptura. Gods Woord proclameert: alleen genade!, en het geloof beaamt: alleen genade! Tegelijkertijd moet zo gepreekt worden: "Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof." Weten we nog van de schrik des Heeren?

Het is geenzins mijn bedoeling om gave en daad te scheiden. Als we iets ontvangen, dan bezitten we het ook, dan komt ook de daad. Zal Hij ons ook niet met Hem alle dingen schenken? (Rom 8:32 en zie de kanttekeningen). In lijn van HC Zo 23 stel ik dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toe-eigenen kan. Als de Heere in de mens werkt (Ez. 36:36) dan komen er daden des geloofs. Kand. Van den Brink stelt in het RD artikel dat als God het geloof als gave schenkt dat dit dan de daad van de mens niet overbodig maakt. Maar die daad is ook een gave van God. De Heere maakt echter niet alleen de bedding, maar doet ook Zelf het water er doorheen stromen. De Heere buigt de wil van de mens krachtiglijk en onfeilbaar tot geloof en bekering. Zie DL 3/4 verwerping 8. Dus God schenkt niet alleen de gave om te geloven maar buigt ook de wil tot geloof (d.i. de daad des geloofs). Zelfs zonder de wil van mijn hemelse Vader valt er nog geen haar van mijn hoofd, ook al trek ik die er zelf eruit. Zo ook met het geloof en de vruchten van het geloof. Gode alleen de eer en niets van de mens. Ik kan noch geen zucht tot God opheffen zonder de Heilige Geest (Zie Rom. 8:26 en de kanttekeningen).

Ook werd gesproken over verwerving en toepassing. Christus heeft echter de zaligheid verworven en past die ook toe. Doden zullen horen de stem van de levende God. Welnu, Gods Zoon heeft alles verworven voor allen die Hem geschonken zijn door Zijn Vader, en door de Heilige Geest wordt dat toegepast in de keurlingen van God. Die zullen dan geloven in een drie-enig God, omdat ze door het geloof zijn ingelijfd in Christus. Als de mens ingelijfd wordt in Christus dan gelooft hij ook metterdaad. Vruchten komen er alleen als er gemeenschap is met Hem. Deze vruchten zijn vruchten des Geestes (Galaten 5). Dat zijn ook daden, en worden vruchten des Geestes genoemd. Het geloof is een werk Gods in ons, zonder ons! En dat sluit de daad van het geloof niet uit maar in.
Is het geloven van de mens oorzaak van de rechtvaardiging zoals kand. Van den Brink stelt? Niet de waardigheid van mijn geloof maakt mij Gode aangenaam, maar door het geloof wordt de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God, die door het geloof wordt aangenomen en toegeëigend. Jezus is de enige Oorzaak van mijn zaligheid en niet mijn geloof. Zondag 7 zegt dat diegenen zalig worden die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen. Laat ik eindigen met: "Die roemt, roeme in de Heere alleen". Ook de daden des geloofs zijn een gave van God net als het geloof zelf. Waarom al dat gepraat over de daden van de mens? Wat betreft de vleselijke daden van de mens. De mens is van nature vleselijk, en na ontvangen genade blijft de mens in zichzelf vleselijk (dan heeft hij er droefheid over en voor ontvangen genade niet). Zie Romeinen 7. Alles wat van de mens is, dat is vleselijk, maar alles wat door de Geest wordt gewerkt is geestelijk, en alleen dat laatste kan voor God bestaan. Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend, Hand. 15:18.

Het wonder van het Heilig Avondmaal is dat de Heere Jezus grotelijks heeft begeerd om het Pascha met Zijn discipelen te houden. Het gaat ook in dezen alles van Hem uit. Wat een wonder dat Hij met zo'n enige vlo en dode hond Avondmaal wil houden. Daar raak je niet over uitgewonderd. Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde, en nochtans in Hem volkomen rechtvaardig en heilig. Hierover las ik pas een kostelijke preek van dr. H.F. Kohlbrugge over Psalm 46.

Gods Woord leert ons in 2 Kor. 3:5: "Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God. Filippenzen 2:13 zegt: "Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen." In het RD artikel haalt kand. Van den Brink ds. Kersten en Comrie aan die stellen dat de mens in de wedergeboorte en de geloofsvereniging met Christus lijdelijk is, echter dat Witsius betoogt dat de mens wel lijdelijk is in de wedergeboorte maar niet in de geloofsvereniging. Witsius haalt dan wedergeboorte en geloof uit elkaar, terwijl ze niet gescheiden mogen worden. Christus spreekt tot Nicodemus: "Gij moet wederom geboren worden", elders spreekt Christus: "Bekeert u en gelooft het Evangelie". Bedoelt Christus hier twee verschillende zaken, waarin de mens de ene keer lijdelijk is en de andere keer niet? In de wedergeboorte, waarin een zondaar met smeking en geween getrokken wordt, krijgt een zondaar het geloof van en in Christus. Hij is het Die klopt en Hij is het Die opent en Hij is het Die woning maakt. Het aannemen van Hem is zeker onmisbaar, maar dit aannemen (betekent ontvangen) is een gevolg van Christus' spreken tot de ziel en in de ziel. Kand. Van den Brink haalt Witsius aan die de mens lijdelijk maakt in de wedergeboorte en in de geloofsvereniging niet lijdelijk maakt en haalt de daden van de mens aan onder verwijzing naar de DL. De mens is echter in de wedergeboorte (en dus in de bekering en in het geloof) lijdelijk. Het is een daad van God in ons zonder ons. Tegelijk is de mens in de wedergeboorte (en dus ook in de bekering en in het geloof) niet lijdelijk maar onderwerp, want hetgeen de Heilige Geest werkt in ons hart, heeft wel een uitwerking, namelijk:

1) de wet is de bediening des doods en de H. Geest overtuigt de zondaar van zonde, gerechtigheid en oordeel.
2) de zondaar gaat Gods gramschap inleven omdat hij in ongeloof God heeft verworpen, en krijgt aan de straf hunner ongerechtigheid een welgevallen (Lev. 26:40-44, zie ook de geschiedenis van de moordenaar aan het kruis die tot bekering komt)
3) de zondaar sterft door de wet aan de wet (Gal. 2) en de zondaar wordt door het geloof Christus ingelijfd (het Voorwerp van het geloof)
4) hetgeen in Mattheüs 5 staat opgetekend uit de mond van de Zaligmaker geldt voor de gelovigen: armen van geest, treurenden, zachtmoedigen, hongerenden, dorstenden enz..
5) Gods gekenden begeren naar de wil van God te leven, want ze roepen uit: "Het leven is mij Christus"! Hij heeft alles verworven, en is mijn rechtvaardigheid, heiligmaking, verlossing en wijsheid, 1 Kor. 1:30.

Ziet u wat door de Heilige Geest wordt gewerkt in een zondaar die Christus wordt ingelijfd?! Ik wil geen woord horen van de daad van de mens, maar alleen horen van de daden van een drie-enig God Zelf en wat Hij uitwerkt in de zondaar die Hij bekeert. God op het hoogst verheerlijkt en de mens op het diepst vernederd. Het spreken over de daden van de mens is vrucht van een beredeneer geloof waarin geen wonder van levendmaking is te bespeuren. Ik ontken niet de daden des geloofs, maar dit zijn vruchten die uit Christus zijn en geen daden van de mens, Hos.14. Kand. Van den Brink stelt verder dat het geloven voorwaarde is voor de rechtvaardigmaking en de bekering voorwaarde voor de zaligheid, Witsius aanhalend. Maar het geloven is geen voorwaarde maar een vrucht van het geschonken geloof. De Heere geeft wat Hij beveelt. De Heere God zoekt naar Zijn eigen werk in de mens en dan ziet Hij: Christus! De Heere Jezus heeft de zaligheid verworven en past die ook toe door Zijn Geest. De apostel zegt: "Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, Filip.1:29. De kanttekening schrijven bij Rom. 1:17: "Dat is, de rechtvaardigheid, waardoor wij voor het gericht Gods kunnen bestaan, welke is alleen de rechtvaardigheid van Christus, die ons van God wordt geschonken en door het geloof toegerekend." De rechtvaardigheid wordt van God geschonken en door het geloof (gave Gods) toegerekend. Ook de vruchten die hierop volgen zijn uit Christus, Hosea 14. Als de Schrift bijv. spreekt van "zijn geloof", Habakuk 2:4, of "mijn gerechtigheden" (David), dan is dit geenszins een daad van de mens, maar een vruchtgevolg van de geloofsvereniging met Christus en de beoefening daarvan door de Heilige Geest. Afsluitend: dus geen daden van de mens, maar het werk van de Heilige Geest in ons, hetgeen uitwerkt wat hierboven beschreven is.

Gods Woord leert ons duidelijk dat zalig worden een eenzijdig werk van God is, in ons, zonder ons. Net zomin als een mens de geboorte op aarde zelf heeft bewerkt, zo heeft de mens ook niets toegedaan tot zijn wedergeboorte. Een mens die nog spreekt over meewerkende genade van God laat zien dat men vreemd is aan het sterven door de wet aan de wet, Gal 2:19. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven. Als de wortel der zaak in ons niet gevonden wordt, dan wordt ons vermeende geloofshuis gebouwd op zandgrond. Men kan dan geen "amen" zeggen op "God alles en ik niets", maar wil dat altijd nog met vage formuleringen ondergraven. Laten we het maar houden bij wat Gods Woord ons leert, en wat Gods volk ondervindt, 1 Kor. 1:30-31.

Een laatste artikel van zijn hand in het Reformatorisch Dagblad van 6 november 2008 is door broeder G.P.P. Burggraaf als onschriftuurlijk gekenmerkt en een afwijking van de Bijbelse (d.i. gereformeerde) leer. Klik op link voor het commentaar.

M.G. van der Hoeven

Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"