Het nadenken over het geloof door ds. W.J. van den Brink (HHK)

Ds. W.J. van den Brink, een broer van ds. G.A. van den Brink, is in het Hervormd Kerkblad begonnen, in de serie heilsorde, over het geloof. In het tweede artikel denkt hij na over hoe het ware geloof met Christus als Zaligmaker verenigt. Het geloof wat deze dominee bespreekt is echter een waangeloof.

Thomas Boston wordt aangehaald. Die leert echter op grond van Gods Woord dat Christus Zichzelf aan ons meedeelt, en dat het geestelijk leven dat hierdoor ontvangen wordt als vrucht heeft dat door het geschonken geloof Christus en Zijn weldaden worden aangenomen. Dus eerst het rechtvaardig spreken van dé goddeloze, want dé doden zullen horen de stem van de levende God, en die ze gehoord hebben zullen leven. U ziet dat geschreven is dé goddeloze en dé doden. Dat wordt bevindelijk toegepast door de Heilige Geest in de afsnijding van de oude mens. Dat wordt gemist bij ds. Van den Brink, want hij wandelt met zeven mijlslaarzen over de rechtvaardiging van de goddeloze heen. Thomas Boston heeft in zijn boek "de viervoudige staat" ook gesproken over de bijlslagen van de wet. Als die bijlslagen de oude mens niet hebben gedood, dan is al wat men zegt over geloof niet meer dan een waangeloof ofwel inbeelding. Daartegen hebben we met grote ernst te waarschuwen, want we moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus (2 Korinthe 5:10), en dat kunnen we onmogelijk zonder verschrikking doen met een waangeloof in ons hoofd. Geliefde lezers, onderzoekt de Schriften!

Van den Brink leert dat het geloof de verdienende oorzaak is van de zaligheid en vergelijkt dat met een sleutel waardoor we toegang krijgen tot een woning. Hij zegt dat niet het bezit van de sleutel de deur opent, maar het gebruik van de sleutel. Hij suggereert dat we geloof (vermogen om te kunnen geloven, ofwel de habitus) kunnen hebben zonder van het geloof gebruik te maken. Dat is onmogelijk want degene die het geloof ontvangt die gelooft ook daadwerkelijk in Christus. Wel geloof hebben (habitus) maar het niet te weten is een betovering van de duivel. Er is echter maar één waar geloof, en die wordt geschonken als Christus Zich aan de ziel openbaart ten leven, in de rechtvaardig verklarende daad van God. Het begint dus met Christus, want Hij is het Begin der schepping Gods en ook het Begin der herschepping Gods. Dat is de wedergeboorte. Het geloof is een vrucht van de wedergeboorte. We moeten deze verborgenheden wel bij elkaar houden en niet uit elkaar trekken. Het geschiedt alles in een punt des tijds als de Heere spreekt: "Daar zij licht", om te verschijnen degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods; om onze voeten te richten op de weg des vredes, Lukas 1:79. Er wordt door Van den Brink alleen maar over de daad van het geloof gesproken buiten het recht om. Sion zal door recht verlost worden leert de profeet Jesaja. We komen daar later nog op terug.

Wat betreft het preken werpt hij de vraag op wat preken is? Hij noemt dan dat preken is alle hoorders oproepen tot de daad van het geloof. Preken is echter Wet en Evangelie verkondigen, bekering en geloof, vloek en zegen, zonde en genade, bekering en vergeving der zonden, dood en leven. Dat alles samengevat in Jezus Christus en Dien gekruisigd prediken. Als een zondaar geen schuldenaar wordt voor en onder God, dan zal de HEERE ook niet aan Zijn verbond (met Christus gesloten) gedenken (Leviticus 26:40-42). Dat is het manco in de prediking. Het medicijn wordt al aangeboden voordat de kwaal is opengelegd. Dat is dus allemaal kwakzalverij, en die prediking is gelijk aan de dwaze bouwer die zijn huis op zandgrond bouwde. De wijze bouwer (de van God geroepen en gezonden prediker) steekt echter af naar de diepte. Er wordt ook niet gesepareerd in de prediking tussen zijn en schijn, hetgeen de ware knechten van God geboden is (Ezechiël 22:26, 44:23).

Deze dominee leert dat we door de daad van het geloof gerechtvaardigd worden. Gods Woord leert echter dat God rechtvaardig maakt. Goddelozen worden met God verzoend door de dood van Christus. Het bloed van Christus dat op onze ziel wordt besprengd door de Heilige Geest, reinigt ons van alle zonden. Gij zijt rein om het woord dat Ik tot u gesproken heb zegt de Heere in Johannes 15:3. De Heere openbaart Zich aan de ziel van een volk dat gans ontbloot is, wat door de wet der wet gestorven is, Galaten 2:19-20. Hij haalt Galaten 2:16 aan om te benadrukken dat wij door de daad van het geloof gerechtvaardigd worden. Er staat echter dat we gerechtvaardigd worden door het geloof van Christus, dus door de daad van Christus! De volmaakte lijdelijke en dadelijke geloofsgehoorzaamheid van Jezus Christus is de verdienende oorzaak van de zaligheid. Christus heeft de zaligheid verworven en past die ook toe door Zijn Geest. De rechtvaardiging is dus de eerste daad van God in Christus door de Heilige Geest waarop de dode zondaar wordt levend gemaakt (wederom geboren) en als vrucht daarvan in Christus gelooft en Hem en Zijn weldaden ontvangt. Eerst dus de schenking en dan de aanneming, zoals ook Johannes leert.

Zonder geloofsdaad geen rechtvaardiging, zo leert deze dominee. Het geloof is echter uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods. In de rechtvaardiging van de goddeloze wordt de levendmakende stem van God in Christus gehoord: "Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zei tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zei tot u in uw bloed: Leef, Ezechiël 16:6", en dan volgt het geschonken geloof. Als Hij spreekt dan is het er, als Hij gebiedt dan staat het er. De opwekking van Lazarus is ook een type van de opwekking van de geestelijk dode zondaar uit zijn zondegraf. Eerst het machtswoord van Jezus: "Kom uit", en vervolgens komt hij uit. De rechtvaardige leeft uit zijn geloof (Habakuk 2:4, Romeinen 1:17), maar dan is hij eerst als een goddeloze met God verzoend, ofwel gerechtvaardigd door het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon (Romeinen 5:9). Zijn gehoorzaamheid tot de dood van het kruis is de bewegende oorzaak waarom God ons rechtvaardigt en waarop het geloof steunt (kanttekening 23 bij Romeinen 5). Dominee Van den Brink leert dat er een gelovige wordt gerechtvaardigd, en dat staat haaks op Gods Woord en de bevinding der heiligen. Men maakt van het geloof een middelaar, echter Christus is Middelaar Gods en der mensen. De rechtvaardiging door het geloof wordt biblicistisch opgevat en men vergelijkt niet Schrift met Schrift. Als we zo de Bijbel lezen dan zouden we met "uw geloof heeft u behouden" ook de arminiaanse toer op kunnen gaan.

Guido de Brès verwoordt het ook kostelijk in artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis waar hij schrijft dat het niet het geloof is dat ons rechtvaardigt, want het is maar een instrument, waarmee wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zo veel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan, is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument, dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijnde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspreking van onze zonden.

In het leven der genade is het niet anders als bij het begin van de wedergeboorte . Neem eens als voorbeeld de Emmaüsgangers. De Heere Jezus sprak met hen op de weg, en hield Zich verborgen. Toen ze aan tafel zaten openbaarde Hij Zich als de opgestane Levensvorst en toen geloofden ze. Dus eerst openbaring en dan geloof. Een ander voorbeeld betreft David. Toen David in de zonde met Bathseba was gevallen kwam op Gods tijd de profeet Nathan op bezoek. Nathan ging hem ontdekken en toen kwam hij op het plekje van de vernedering terecht. Toen sprak Nathan van Godswege dat deze zonde David vergeven was. Daarop volgde de verzekering door de Heilige Geest dat dit ook werkelijk zo was en geloofde David de vergeving der zonden opnieuw. Eerst spreekt God tot je ziel dat je zonden vergeven zijn, en dan is er de aanneming door het geloof van de vergeving der zonden in Christus. Het geloof is niet de verdienende oorzaak van de rechtvaardiging, zoals deze dominee leert. Het is een instrument wat Christus en al Zijn weldaden aanneemt, als de stem van God gehoord wordt dat al zijn zonden vergeven zijn. Dan wordt de verdienste van Christus op rekening van het geloof gezet, als had ik alle gerechtigheid zelf volbracht. Dat leert ook de Catechismus in zondag 7 en zondag 23!

Het geloof is geen voorwaarde voor de toepassing van de rechtvaardigheid, maar een gave van God om de toegerekende gerechtigheid aan te nemen en te omhelzen. Hij haalt verder Ursinus aan met de woorden dat zonder onze toe-eigening de goddelijke schenking niet bestaat. Die uitdrukking moet goed verstaan worden en is alleen waar als geldt wat Johannes zegt: "Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven is, Johannes 3:27." Dat is de Bijbelse orde en wat een ander leert is voor zijn rekening. Onze toe-eigening bestaat namelijk niet als er geen goddelijke schenking aan vooraf gaat. Deze dominee gaat het omdraaien. Van den Brink verzuimt om aan te halen wat Ursinus schrijft betreffende de toe-eigening van God: "De toe-eigening van God geschiedt van Godswege, wanneer Hij ons toe- eigent, d.w.z. schenkt en toerekent: de voldoening van Zijn Zoon, en Hij ons om Hem rechtvaardigt, d.w.z, vrijspreekt van de schuld en van alle misdaden, en ons voor rechtvaardig verklaart, precies alsof wij nooit gezondigd hadden, Deze toe-eigening wordt genoemd: de toerekening van Christus' gerechtigheid, en de rechtvaardiging des Evangelies, d.w. z, de genadige kwijtschelding der zonden omwille van de voldoening van Christus (vgl. N.G.B., art. 23)." Vervolgens spreekt Ursinus over de toe-eigening, door het geloof, van Christus en al Zijn weldaden. Dus eerst de schenking en dan de aanneming door het geloof. Beiden zijn een gave van God.

Dan zegt hij ook nog dat de geloofsdaad voor iedereen, die volwassen is geworden, nodig is tot rechtvaardiging. Waar leert Gods Woord dit? Is er dan tweeërlei rechtvaardiging? Is er een andere rechtvaardiging voor Johannes de Doper in de moederschoot dan voor de volwassen kamerling uit Morenland? Dit soort uitdrukkingen komen vanuit het redeneren voort. Zalig worden is een geheimenis en een wonder. Johannes de Doper sprong op in de moederschoot toen Elisabeth de groetenis van Maria hoorde. Dat opspringen in de moederschoot geschiedde door het geloof, wat door de Heilige Geest gewerkt wordt. Als we gaan redeneren over het feit dat een baby niet kan geloven, dan bevinden we ons op de leerschool van de duivel. God is groot en wij begrijpen Hem niet. Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.

Tot slot komt het appèl tot de oude mens om in Jezus te geloven. Wat echter eerst nodig is, is dat het gebod komt, want dan worden de zonden weder levend, en dan sterft de oude mens onder de wet, en wordt ze ingedoopt in de dood van Christus om met Hem op te staan in een nieuw godzalig leven. De apostel Petrus preekte op de Pinksterdag niet zoals Van den Brink preekt. Petrus preekte eerst dat ze het Aanbod van genade niet aangenomen hadden, maar gekruisigd hadden. Petrus legde, als gezant van God, eerst de schuld open voor God zodat zij verslagen van hart werden. Hun harten werden geestelijk doorstoken en dat betekent sterven, dus omkomen. Dan heb je wel de wet tegen gekregen in de toepassing des harten! Toen preekte de apostel het Medicijn, hetwelk Jezus Christus is en Dien gekruisigd. Die zijn woord gaarne aannamen, door het geloof, werden gedoopt. We moeten een geestelijke bloedtransfusie krijgen. Ons bloed, dat is ons leven, moet eruit, en hét Leven moeten we ontvangen, door het toegepaste bloed van Christus aan de deurposten van ons hart.

Dit alles gaat in een weg van recht en een toevallen van het recht van God, zoals ook Leviticus 26:40-42 ons leert. Door heel de Bijbel heen vindt je dat bij de bekeringen van zondaren, denk aan die drieduizend op de Pinksterdag, of de moordenaar aan het kruis, of de tollenaar in de tempel, of de bekering van Zacheüs. In het leven der genade brengt de Heere ook elke keer weer in de schuld voor God en dan belijden ze met David: "Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig". Daarop volgt wederom de bevestiging van de vergeving der zonden. Deze Bijbelse leer wordt bij Van den Brink ten enenmale gemist. In twee artikelen is er nog geen enkele keer over gesproken. Er gaan alleen geestelijk gestorven zondaren door de enge poort, waar recht gesproken wordt en waar genade verheerlijkt wordt, en dan worden ze een nieuwe mens in Christus, met het lijk van de oude mens op de rug, want dat is de bevinding die ze met Romeinen 7 hebben. Een lijk in ontbinding gaat steeds meer stinken en dat wordt ook de beleving in de ziel, en tegelijk wordt het "Ik dank God, door Jezus Christus onze Heere", Die ons geworden is wijsheid van God, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing, opdat wie roemt, roeme in de Heere alleen, 1 Korinthe 1:30-31.

Je hoort tegenwoordig alleen maar over geloof, maar niet meer van bekering. Wat Hanna zong in haar lofzang klinkt bijna elk kerkmens en avondmaalsganger vreemd in de oren: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen en Hij doet weder opkomen. De HEERE maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Hij verheft de geringe uit het stof, en de nooddruftige verhoogt Hij uit de drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen de stoel der ere doe beërven; want de grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet, 1 Samuël 2:6-8." Als de oude mens nooit is gedood met Christus aan het kruis, als we nooit ter helle zijn nedergedaald, als we nooit zijn vernedert, dan zijn we ook nooit in Christus een nieuwe mens geworden, nooit door de hel van de hel verlost, nooit verhoogd. De daad Gods aan een ziel ten leven is het wonderlijkste wonder zei ooit ds. Joh. Van der Poel. Dat is het en dat blijft het. Als er geen geestelijk wonder aan ons wordt verheerlijkt door vrije genade, dan hebben we niet meer dan een wondergeloof, en met dat laatstgenoemde wonder komen we voor eeuwig om. Welgelukzalig is hij, wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. Welgelukzalig is de mens die de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is, Psalm 32:1-2. Dan mag het wonder ervaren worden: "Verblijdt u in de HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen, en zingt vrolijk, alle gij oprechten van hart, Psalm 32:11.

M.G. van der Hoeven

Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"