Troonswisseling

Op 30 april 2013 is prins Willem Alexander ingehuldigd als koning der Nederlanden. Het jaar 2013 is gekozen voor de overdracht van het koningschap, omdat het in november 200 jaar geleden is dat Willem Frederik, de zoon van de in 1795 verjaagde stadhouder Willem V, terugkeerde op Nederlandse bodem na de nederlaag van de Franse keizer Napoleon. Deze Willem Frederik is de eerste koning Willem I. Er zouden nog twee koningen volgen. Ik las ergens: "Als men de erfopvolging 'zuiver' betracht dan eindigt de monarchie bij Willem III, hij overleefde alle drie zijn zonen." Sinds Jan V van Nassau-Dillenburg (geboren 1455) is er dus altijd de opvolging geweest in de mannelijke lijn. Na Willem III wordt dit anders. Willem III leefde op een gegeven moment gescheiden van zijn vrouw Sophia, die in 1877 stierf, waarna hij opnieuw in het huwelijk trad met Emma, die na zijn sterven regentes werd. Hun enige kind Wilhelmina werd koningin, en na Juliana en Beatrix, dus nu koning Willem Alexander, ofwel Willem IV.

De vader des vaderlands, ofwel prins Willem van Oranje, zoon van Willem I de Rijke, zoon van Jan V van Nassau-Dillenburg, was een godvrezend man. Hij had als lijfspreuk: "Je maintiendrai (Ik zal handhaven)". Wat wilde Willem van Oranje handhaven? "Je maintiendrai l'honneur, la foy, la loi de Dieu, du Roy, de mes amis et moy (Ik zal de eer, het geloof, de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven). De eer, het geloof en de wet van God kwamen bij Willem van Oranje op de eerste plaats. Terug naar 2013. Wat wil de vorst anno 2013 handhaven?

Uit zijn toespraak tijdens de inhuldiging enige fragmenten:

"Ik treed in uw (prinses Beatrix) voetsporen. Van mijn ambt heb ik een helder beeld. 'Wat de toekomst brengen moge', weet geen mens. Maar waarheen het pad ook leidt en hoe ver het ook voert, uw wijsheid en uw warmte draag ik met mij mee." ...
"Eenheid èn verscheidenheid. Eigenheid èn aanpassingsvermogen. Besef van de waarde van tradities èn nieuwsgierigheid naar wat de toekomst brengt. Die kenmerken hebben ons in de loop van onze geschiedenis gemaakt tot wie we zijn. De drang om grenzen te verkennen en liefst te verleggen, heeft ons vèr gebracht. Vijf bijzondere landgenoten staan daarvoor symbool. Zij vervullen hier, vandaag, een traditionele rol, maar zijn tegelijkertijd een levend bewijs van waartoe wij in staat zijn." ...
"Vandaag bevestigen we tegenover elkaar onze wederkerige verantwoordelijkheden en verplichtingen. Het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet zijn ons gemeenschappelijke fundament. In goede en in minder goede jaren mogen we daarop verder bouwen in het volle vertrouwen dat we samen met opgeheven hoofd de toekomst tegemoet kunnen treden. Vanuit die overtuiging wil ik me als koning inzetten met alle krachten die mij gegeven zijn."
"Ik zweer aan de volkeren van het Koninkrijk dat ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de wetten mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw koning schuldig is te doen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"

Als we de volledige tekst van de inhulding bezien dan wil koning Willem Alexander de wijsheid van zijn moeder met zich meedragen. Was dit een wijsheid gegrond op Gods Woord? Nee! De nieuwe koning wil in de voetsporen van zijn moeder treden. De nieuwe koning wil de drang om grenzen te verkennen, en liefst te verleggen, aanmoedigen. Hij wil bouwen op het statuut van het koninkrijk en de grondwet, want dat is ons gemeenschappelijk fundament. Daarop wil hij verder bouwen en de toekomst met opgeheven hoofd tegemoet zien. Vervolgens komt de tekst van de eed waarin hij o.a. zweert de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders met al zijn vermogen zal beschermen. Hij vraagt daarbij de hulp van de almachtige God in.

Koning Willem Alexander begeert wel de hulp van de almachtige God, maar zijn toespraak gaat uit van de kracht in de mens om grenzen te verkennen en liefst te verleggen. Hij roept de hulp van God in om een hier en nu koninkrijk te bewerkstelligen. Hij zweert wel om de rechten van alle Nederlanders en ingezetenen te beschermen. Als we dan artikel 26 van de door hem genoemde grondwet bezien (een grondwet die in artikel 1 afstand neemt van God en Zijn Woord), waar staat: "Het kind, waarvan een vrouw zwanger is op het ogenblik van het overlijden van de koning, wordt voor de erfopvolging als reeds geboren aangemerkt. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan." De laatste zin is verschrikkelijk want ook een kind wat in de moederschoot sterft is een schepsel Gods. Het staat echter zo in de grondwet in verband met de erfopvolging. Het gaat me om het eerste deel van artikel 26. Het kind, waarvan een vrouw zwanger is wordt reeds als geboren aangemerkt. Dus vanaf de conceptie af. Voormalig koningin Beatrix heeft Gods Woord en dit artikel met voeten getreden door de abortuswet te ondertekenen. Dat ze niet ministerieel verantwoordelijk wordt geacht doet daar niets aan af. Men dient Gode meer te gehoorzamen dan de mensen. Dat deed koningin Beatrix niet, terwijl ze in 1980 had beleden "Mijn Schild ende betrouwen zijt Gij o God, mijn Heere". Koning Willem Alexander sprak wel de eed uit, maar deed geen enkele belijdenis van het ware geloof in zijn toespraak. Toch zegt hij de grondwet te zullen onderhouden en handhaven. Dus met artikel 26 dient hij dan het ongeboren leven als zijnde geboren te beschouwen. Hij dient dus te doen, wat zijn moeder heeft nagelaten, en krachtig stelling te nemen tegen abortus.

Reformatorisch Nederland heeft koningin Beatrix bedankt middels het RD commentaar van 27 april 2013: "Beatrix zal als uitstekende koningin de geschiedenisboeken in gaan ...Bedankt, koningin Beatrix! Dat God u in alle opzichten zegene, al de dagen die Hij u onder ons nog geeft." De RD hoofdredactie is compleet betoverd en schildert een eenzijdig beeld van koningin Beatrix, en schroomt niet om recht te praten wat krom is en om krom te praten wat recht is. Koningin Beatrix wordt bedankt voor het met voeten treden van Gods rechten, inzettingen en geboden. Het Woord Gods heeft koningin Beatrix terzijde geschoven en een vrijzinnige religie aangehangen. In die religie wordt wel gesproken van Jezus tijdens haar kersttoespraken, maar dan een Jezus die op gelijke voet met Ghandi staat. Men leze de kersttoespraken van de koningin maar terug. Beatrix heeft ook artikel 26 van de grondwet met voeten getreden door de ondertekening van de goddeloze abortuswet. Deze vorstin wordt bejubeld door het refodom. Als koningin Izébel of koningin Athália in onze dagen had geleefd dan had Reformatorisch Nederland ook deze vorstin bejubeld.

Is er echter bij Gods ware volk nog behoefte om de vlag uit te steken op koninginnedag of nu koningsdag? NEE. Is er dan nog behoefte om de loftrompet over ene koningin Beatrix te blazen? NEE. En is er dan nog behoefte om een glimp op te vangen van de koning op koningsdag? NEE. Het is alles Ikabod geworden (de eer is weggevoerd). Wat dan wel? Gij volk, ga in uw binnenkamer en zucht tot God om de genadige tegenwoordigheid Gods.

Echter naast de hoofdredactie van het RD die Beatrix zo bejubelt zijn het nu predikanten die zeggen dat koning Willem Alexander wel degelijk een openbare belijdenis deed van zijn geloof in God, zoals eertijds zijn moeder. Ds. J.B. Zippro (GG in Grand Rapids) verwijst dan naar het koor wat na de eed een deel zong uit het Magnificat van Johann Sebastiaan Bach (RD, 2 mei 2013). Ook ds. LW.Ch. Ruijgrok (HHK in Poortvliet) verwijst hiernaar in het RD (1 mei 2013). Het betrof woorden uit Lukas 1:55 die in het Latijn werden gezongen. Van dit latijn begrijpt niemand iets. Hierop is van toepassing wat staat in 1 Korinthe 14:9, waar staat: " Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn als die in de lucht spreekt." De kanttekeningen spreken over het maken van enig geluid en het uitwerpt in de lucht, dat daar verdwijnt zonder enig nut. Dus dat opvoeren in het latijn, wat geen mens verstaat, is tot geen enkel nut. Daar hoor je de predikanten niet over. Ze proberen hun best te doen om koning Willem Alexander enig getuigenis in de mond te leggen. Even daarna, op de avond, tijdens de rondvaart luisterde koning Willem Alexander naar het koningslied van de artiesten in Ahoy te Rotterdam. Het uitbundige geklap van de koning na afloop van het lied sprak boekdelen. Koning Willem Alexander is verder, naar eigen zeggen, wel gelovig maar niet kerkelijk. Wat voor een geloof is dit? Deze predikanten geven met hun reacties dus blijk geen enkele seperatie aan de dag te kunnen leggen tussen zijn en schijn en zegenen alles in.

U vraagt zich misschien af of we met ds. C.L. Onderdelinden (OGG in Rijssen) dan maar er het zwijgen toe moeten doen. Hij zegt: " Er is veel kritiek op hen, maar ik voel mij niet gerechtigd daaraan mee te doen. Gebed is beter dan kritiek (RD 27 april 2013)." Er wordt echter een valse tegenstelling gemaakt tussen het opkomen voor de ere Gods en het gebed. Is dat van elkaar te scheiden? NEE! Als we door de Heilige Geest een gebed leren zuchten tot God, dan is het ons ook te doen om de eer van God in het publieke en kerkelijke leven. Als waar is wat ds. Onderdelinden beweert, dan kunnen Gods knechten er wel het zwijgen toe doen, want wie is er zonder zonde? Dan hoeft er niet meer gewaarschuwd te worden op de kansel. Zo leert Gods Woord het niet. Gods knechten hebben met Psalm 149 de verheffingen Godes in hun keel en een tweesnijdend zwaard in hun hand om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken. Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achterbaren met ijzeren boeien. Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah. De kanttekeningen zeggen hierbij dat dit geschiedt met te prediken tegen de afgoderij en goddeloosheid der heidenen en der ongelovigen. Het binden met ketenen van hun koningen geschiedt door strafpredikaties en met inbinding van hun zonden, hen alzo brengende onder het juk en de onderdanigheid van het Heilig Evangelie. Wat betreft het beschreven recht zeggen de kanttekeningen dat dit is, om hen vrij te spreken van hun afgoderij en andere zonden, indien zij zich oprechtelijk bekeren; maar indien zij in hun goddeloosheid blijven steken, hun de dood en de eeuwige verdoemenis te verkondigen, naar inhoud van het Woord Gods, in de boeken van de Heilige Schrift geopenbaard.

Kijk, dat schreven de godvruchtige vaderen die Gods Woord voorzien hebben van de kanttekeningen. Dit zijn we dus compleet kwijt in onze dagen. Alle predikers mogen zich wel eens hieraan toetsen. Te vrezen valt dat het gros door de mand valt en geen van God gezonden knechten zijn. Ze houden mooie algemene preken en verkondigen misschien nog wel Bijbelse waarheden, maar ze separeren niet tussen zijn en schijn, ze prediken een geloof dat rechtvaardigt zonder een God Die de goddeloze rechtvaardigt. Ze zwijgen in alle toonaarden als goddeloze praktijken in de kerk of politiek bedekt of open worden ingevoerd.

Denk aan het leren dat homofilie een geaardheid en collectieve schuld is, en dat alleen de praxis moet worden veroordeeld. Men spreekt van Christenen die homo zijn. Die bestaan echter niet, want de apostel Paulus leert in 1 Korinthe 6:11: "En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in den Naam van den Heere Jezus en door den Geest onzes Gods." Een homo is dan geen homo meer. Een hoer zit dan niet meer achter de ramen op de Wallen, een dief steelt dan niet meer. Als we dat niet meer geloven dan kunnen we Gods Woord wel sluiten. De oude mens wordt in de bekering gedood en de nieuwe mens, in Christus, staat op. We krijgen dan geen vrome mensen in de beleving, maar goddeloze mensen. Ze zijn vleselijk, verkocht onder de zonde. Het goede te willen en niet te vinden. Niet meer in de zonde te kunnen leven, en toch erin vallen. De rechtvaardige zal zevenmaal vallen en opstaan, maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen (Spreuken 24:26). En dan een Vriend te hebben Die alles van ze weet en nochthans hun Vriend is en blijft.

Of als de SGP dubbelhartige besluiten neemt en Gods Woord subtiel terzijde schuift. Ze zeggen wel dat ze Gods Woord bewaren, maar ze doen het niet. Je hoort er nooit wat van op de kansel. Het bestuur van de SGP bestaat voor een groot deel uit predikanten, waarvan er één zogenaamd bezwaard was maar toch aanblijft. De hele SGP maakt dat de Naam des HEEREN gelasterd wordt. Soms roept een prediker nog wel dat het de tijd van de Richteren is, waar een ieder deed wat goed is in eigen oog. Maar wat dat goed doen in eigen oog dan inhoudt wordt bijna nooit benoemd. Dat moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken. Gods knechten kunnen echter niet zwijgen om de zonden te benoemen en te verdoemen, zoals Psalm 149 leert. In onze tijd wil men iedereen te vriend houden. Echter wie een vriend der wereld, ook der godsdienstige wereld, wil zijn wordt een vijand Gods gesteld (Jakobus 4:4).

Het mocht de Heere nog behagen om predikers uit te stoten, gedreven door de Heilige Geest, om God op het hoogst te verheerlijken en de mens op het diepst te vernederen. Predikers die gezanten van Christuswege zijn. Die verkondigen het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt, maar ook de Leeuw uit Juda's Stam die het tempelplein schoonveegt. Dan komt het ware volk Gods openbaar. Dan zal ook het ware gebed voor de overheden zich vermenigvuldigen. Ook voor de nieuwe koning, die door Gods voorzienigheid over ons land is gesteld. Dan zullen ook Gods knechten niet kunnen nalaten om land en volk, kerk en staat, koning en onderdaan, bekend te maken met de verheffingen Godes, en zullen ze het tweesnijdend zwaard hanteren.

We eindigen met de bede uit Psalm 85 of de HEERE, om Christus wil, ons land nog wil gedenken zoals in het verleden, ten tijde van Willem van Oranje, ten tijde van de Reformatie, en ten tijde van de Dordtse Synode. We hebben het allen verzondigd. Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen, want wij zijn zeer dun geworden. Help ons, o God onzes heils, ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil (Psalm 79:8-9).

1 EEN psalm voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
2 Gij zijt Uw land gunstig geweest, HEERE; de gevangenis van Jakob hebt Gij gewend.
3 De misdaad Uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt. Sela.
4 Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid, Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns.
5 Breng ons weder, o God onzes heils, en doe teniet Uw toornigheid over ons.
6 Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
7 Zult Gij ons niet weder levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde?
8 Toon ons Uw goedertierenheid, o HEERE, en geef ons Uw heil.
9 Ik zal horen wat God de HEERE spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
10 Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone.
11 De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten, de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.
12 De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien.
13 Ook zal de HEERE het goede geven, en ons land zal zijn vrucht geven.
14 De gerechtigheid zal voor Zijn aangezicht heengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen.