Een nieuw boek van ds. A. Kort, getiteld: "Het rechtvaardigend geloof"

Onlangs werd mij een preview toegestuurd over een nieuw boek van ds. A. Kort, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeente te Krimpen aan den IJssel. Het nieuwe boek volgt op een eerder verschenen boek 'wedergeboorte of schijngeboorte', en handelt nu over het rechtvaardigend geloof. Het boek heb ik niet in mijn bezit, in tegenstelling tot het eerder genoemde boek, waarin ds. Kort terecht waarschuwt tegen een onbewuste wedergeboorte leer door te stellen dat de wedergeboorte altijd onlosmakelijk is verbonden aan de rechtvaardigmaking of wel de vergeving van zonden. De verantwoording van het nieuwe boek lezende geeft echter stof tot nieuwe verwarring omdat de rechtvaardiging door het geloof zo wordt opgevat dat het een rechtvaardigend geloof is, en dat de vergeving der zonden in orde dus volgt op het geloof. Gomarus citeerde hij nog op blz. 77 in het boek over de wedergeboorte die zei: "Nee, niet het geloof zelf rechtvaardigt ons, maar het is slechts een instrument waarmee wij Christus als onze Rechtvaardigheid omhelzen." Gomarus leert, op grond van de Schrift, eerst de schenking (toerekening) van de gerechtigheid van Christus en dan de aanneming door het geschonken geloof. Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit den hemel niet gegeven is, Johannes 3:27. Ds. Kort leert eerst geloof en dan wedergeboorte (en gerechtvaardigd worden). Dan zijn we helaas toch weer in remonstrants vaarwater terecht gekomen, ondanks dat ds. Kort Gomarus aanhaalde. We willen door de verantwoording heenlopen en daar waar nodig enige kanttekeningen maken onder verwijzing naar de Schrift, want al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is (2 Tim. 3:16).

Verantwoording
AK: Van vele kanten is mij gevraagd om nogmaals een boek te schrijven, nu over het geloof. Met het oog op de zorgelijke ontwikkelingen van onze tijd, acht ik het van groot belang om positief op deze vraag in te gaan. Het is niet zo dat ik mij hiertoe meer bekwaam acht dan anderen, maar het is mij gevraagd, dringend gevraagd, en ik wil me daaraan niet onttrekken. Ik zie namelijk in de kerkelijke gemeenten en onder de ambtsdragers een grote zorg, vooral ook over de jeugd, maar ook ouderen willen er meer van weten. Er zijn zorgen, want de tijden zijn zeer ernstig en het einde aller dingen is nabij. Toch zijn er ook velen, die ernstig nadenken over het tegenwoordige en het toekomende leven. Gezien de vele vragen die er leven, ligt het op mijn hart om met u allen mee te denken. Er is mij ook gevraagd om af en toe iets over mijzelf hierin te verwerken; ik heb dat gedaan, zij het met de nodige schroom. Anderzijds mag het misschien deze of gene tot vertroosting, bemoediging of onderwijs zijn.

Het onderwerp van dit boek is nauw verbonden met het vorige boek: Wedergeboorte of schijngeboorte. De daarin beschreven wedergeboorte is een vrucht van het ware zaligmakende geloof. Men wordt immers wedergeboren (en gerechtvaardigd) door het geloof. In mijn vorige boek heb ik duidelijk aangegeven welke dwalingen hierover zijn opgekomen, van wie die afkomstig zijn, welke ontwikkeling die hebben doorgemaakt en waar die worden verkondigd. Dat kunnen we nu dus geheel achterwege laten, want wie wedergeboren is, die gelooft, en wie niet is wedergeboren, die gelooft niet.

MGvdH: Wedergeboorte en geloof is inderdaad niet van elkaar te scheiden. Er zit geen tijdspad tussen wedergeboorte en geloof, maar wel een verschil in orde. Tevens is het geloof een vrucht van de wedergeboorte en niet andersom. Dat zullen we in het vervolg zien.

AK: Mijn vorige boek vormt een goede basis voor het uitwerken van allerlei thema's die daarin kort zijn aangesneden. Een van deze thema's is het geloof, het ware, zaligmakende geloof, dat u in dit boek vindt uitgelegd.

MGvdH: De term 'zaligmakend geloof' is nergens in de Bijbel te vinden. In Efeze 2:8 staat: "Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave." Een gevallen Adamskind wordt uit genade zalig en door het geloof wordt deze genade Gods in Christus aangenomen, en ons toegeëigend, zoals de kanttekeningen aangeven. God is het Die rechtvaardig maakt (Rom. 8:33), Die ons van de zonde, en de straf op de zonde, vrijspreekt. Wie worden gerechtvaardigd? Goddelozen en geen gelovigen! Hier komt het op aan, lezers, want als we dit spoor verlaten dan worden linksom of rechtsom gelovigen gerechtvaardigd en geen goddelozen, zoals Rom. 4:5 leert. Linksom of rechtsom, het is allebei buitenom de enge poort, waar recht gesproken wordt en genade verheerlijkt wordt! Het geloof is de vrucht van de levendmaking en niet de oorzaak van de levendmaking.

AK: Tevens vindt u hierin een verdere uitleg over de wedergeboorte, zodat u dit boek in zekere zin kunt zien als een vervolg op het vorige. Geloof, rechtvaardigmaking, wedergeboorte, vernieuwing en verzegeling kunnen immers niet van elkaar worden losgemaakt. Dat doet de nieuwe leer en theologie van onze dagen wel; die maakt er allemaal aparte belevingen van en verdraait daarmee de zin der Schrift. We kunnen ons wel afvragen hoe het komt, dat kerken niet meer willen terugkeren naar de leer der waarheid en daarom gegronde argumenten van critici, bezwaarden, erkende theologen en wetenschappers negeren of wegwimpelen. Nooit mag identiteit de norm zijn of worden; dat mogen alleen Gods Woord en de daarop gegronde belijdenissen zijn. Die heb ik dus in heel dit boek centraal gesteld, waarbij ook de kanttekeningen een ruime plaats innemen; die vormen een schat, waarvan de waarde niet in woorden kan worden uitgedrukt. Als u dit boek goed leest, zult u schrikken van de leer die heden ten dage alom wordt gepredikt. Ik mag hiervan niet zwijgen, want het gaat over eeuwig wee of eeuwig wel. Uw bloed zal eenmaal van mijn hand geëist worden.

MGvdH: Ds. Kort benoemt terecht dat geloof, rechtvaardigmaking, wedergeboorte enz. van elkaar worden losgemaakt. Men is dan een Christen zonder te weten van Christus te zijn en vergeving van zonden en het eeuwige leven deelachtig te zijn. Ik spreek hier vanuit de staat van een Christen en niet vanuit de stand, want die laatste kan menigmaal onder de as liggen. Daarom is de Heere elke keer weer de Eerste in het leven der genade om Zijn arme, ellendige volk opnieuw te bevestigen in haar staat voor God. Hoe komt het dat kerken niet meer willen terugkeren naar de leer der waarheid en gegronde argumenten negeren of wegwimpelen, vraagt ds. Kort zich af? Het antwoord is omdat men niet als een goddeloze gerechtvaardigd is, maar als een vroom mens. Kerkmensen zijn van nature bittere vijanden van vrije genade voor een veroordeeld mens, want die niet geloofd is alrede veroordeeld. De broers van Jozef waren ook vroom toen ze bij Jozef kwamen. Er staat zo dat Jozef hen kende, maar zij kenden Jozef niet. Jozef ging hardelijk met hen handelen. Ze moesten als een goddeloze openbaar komen, als één die een welgevallen heeft gekregen aan de straf zijner ongerechtigheid. Alleen in die weg kwam Jozef zich te openbaren, en alleen in die weg komt de meerdere Jozef, de Heere Jezus Christus, Zich te openbaren, omdat Hij de grote Verborgenheid is voor de natuurlijke, dat is, oude mens.

Schrift en belijdenis
AK: In dit boek heb ik me bijna uitsluitend gericht op Gods Woord, de kanttekeningen en de belijdenissen. Daarnaast maakte ik gebruik van werken van Luther en Calvijn; slechts incidenteel citeerde ik een oudvader. Waarom deed ik dat? Omdat de Bijbel de enige bron is, en ik aan andere bronnen geen bijbels gezag kan en mag toekennen. Ook is het gevaar levensgroot dat andere bronnen over de Bijbel gaan heersen en daardoor allerlei dwalingen binnenkomen. Men heeft dan niet genoeg aan Gods Woord, maar er moet zogenaamde bevindelijke kennis bijkomen. Of om het anders te zeggen: de mens blijft de zaligheid zoeken in zichzelf en in zijn ervaringen of werken. Dat is buiten Christus! Mensen met veel verbeeldingskracht kunnen in hun gedachten veel ondervinden en van alles wonderen maken. De ware godsdienst is echter gegrond op het Woord van God. Het geloof in de beloften is daarvan een belangrijk onderdeel. Het geloof in Christus is volgens de Heilige Schrift onmisbaar tot de zaligheid. Uw en mijn enige ware bron is dus de Bijbel. Daarin staat deze ware godsdienst en dit ware geloof volmaakt beschreven. Wat zegt de Bijbel over geloof? 'Bekeert u en gelooft het Evangelie' (Mark. 1:15). 'Uw geloof heeft u behouden' (Luk 7:50). Denk aan de stokbewaarder en de kamerling. De Bijbel zegt: zij geloofden. Meer niet; heel eenvoudig: zij geloofden. Velen willen er bekeringsschema's bij hebben en stellen voorwaarden: eerst dit, dan dat, en dan nog wat anders; maar dat vindt u niet in Gods Woord.

MGvdH: We vinden hier een orde die de Heere leert en toepast, namelijk eerst bekering en dan geloof. Ofwel eerst de doding van de oude mens en dan de opstanding van de nieuwe mens in Christus. Leviticus 26:40-42 wordt dan bevinding (dat is wat anders dan de mens met zijn bevinding centraal stellen). Het onbesneden hart moet gebogen worden en aan de straf van onze ongerechtigheid dienen we een welgevallen te hebben. Dan zal de HEERE aan Zijn verbond gedenken. Dus eerst geloof in de bedreiging, eerst de schrik des Heeren, en dan het geloof van en in Christus. Geloven we nog wel dat de wet de bediening des doods is, die aan de bediening der verzoening vooraf gaat? De Heere richt geen geestelijk ziek (halfdood) mens op, maar een geheel geestelijk dode mens. Dat is geen bekeringsschema van hoe het allemaal moet, want Gods Woord leert dat het zo gáát, en degenen die genade ontvangen hebben weten dit ook bij ondervinding. Ds. Kort noemt terecht het gevaar dat andere bronnen over de Bijbel gaan heersen. Helaas spreekt ds. Kort over zogenaamde bevindelijk kennis die erbij moet komen. De Heere bekeert echter geen hout of steen, en Gods volk is ook geen hout of steen, maar een levende ziel. Hetgeen de Heere werkt gaat niet buiten bevinding om, maar het moet wel in de juiste orde en de bevinding dient ook overeen te komen met de gezonde woorden Gods. Als een mens in zijn ellende loopt dan gaat dat niet buiten bevinding om, al is het in de ellende lopen en de bevinding daarvan geen grond voor de eeuwigheid, want met dat alles zijn we nog buiten de Vrijstad, Die Christus is. Zalig worden is inderdaad eenvoudig, maar het gaat nog wel in de weg van de onmogelijkheid, dus in de weg van het wonder. De blindgeborene sprak: "Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?" als antwoord op hetgeen Jezus tot hem sprak met de woorden: "Gelooft gij in den Zone Gods?" (Johannes 9:35-36). Daarna maakte Jezus Zich bekend als de Zoon van God en beleed de blindgeborene: "Ik geloof, Heere.". En hij aanbad Hem. Sion wordt nog altijd door recht verlost (Jes. 1:27), net als de moordenaar aan het kruis en ook hier bij de blindgeborene. De uitroep "Wie is Hij?" is een uitroep op leven en dood, omdat de blindgeborene inleefde dat hij buiten Jezus verdoemelijk voor God was. We moeten altijd Schrift met Schrift vergelijken en niet alleen aan tekstexegese doen.

AK:Bij die mensen ligt de zekerheid in bevindingen, in kenmerken, in gevoeligheden en waarnemingen; zo wordt de zekerheid verlegd van Gods Woord naar het zielenleven. U vindt dat ook terug in veel hedendaagse preken; daarin staat niet Christus, maar vooral de christen met zijn bevindingen centraal. De zaligheid ligt dan in de mens, in wat hij meemaakt, en niet meer alleen in Christus. Vandaar dat ik dit boek alleen heb willen gronden op de Schrift en niet op mystieke menselijke gevoelens. Het gaat in de Schrift om de openbaring van God en Zijn heil. Het gaat erom of wij die boodschap hebben geloofd of verworpen. Van een verondersteld geloof en een onbewust geloof, dat tegenwoordig alom wordt gepredikt, lezen we nergens, want dan hebben het Woord en de sacramenten weinig betekenis meer, maar de zaligheid is alleen door het geloof, door het bewuste geloof. Zondag 31 leert duidelijk dat 'zo dikwijls als zij [de gelovigen, A.K.], de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus' wil, vergeven zijn …'

MGvdH: Goed lezen wat hier gezegd wordt uit Zondag 31. Staat er dat zij, die de beloftenis van het Evangelie met een waar geloof aannemen, vergeving van zonden krijgen? Mis. Er staat dat degenen die geloven vergeving van zonden hebben! Het handelt hier over de bevestiging van hun staat voor God. Het gaat hier niet over de rechtvaardigmaking! Ondanks dat ds. Kort dit citaat aanhaalt leert hij dat de mens zalig wordt door het geloof, maar de Schrift leert dat we zalig zijn als we geloven. Vergelijk ook de zaligsprekingen uit Mattheüs 5. Daar staat niet 'zalig worden de armen van geest', maar 'zalig (zijn) de armen van geest'. De rechtvaardige zal uit het geloof leven (Rom. 1:17), dat is wat de Catechismus beschrijft. Dus eerst is het gevallen Adamskind (bewust) gerechtvaardigd door Woord en Geest, en dan leeft hij uit het geschonken geloof! Het geloof maakt niet zalig, maar God maakt zalig en dat wordt in de zondaar effectief gemaakt door het geschonken geloof. De zaligheid wordt op rekening van het geloof gezet, als hadden wij zelf al de gehoorzaamheid volbracht. Doch dengene die niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid, Rom. 4:5. Wat zeggen dan de kanttekeningen? Het geloof is een instrument (dus geen middelaar) en verder zeggen de kanttekeningen: "Het woord rekenen of toerekenen wordt genomen van een gelijkenis dergenen die iets op iemands rekening stellen, Filem. vs. 18. Zo wordt God gezegd iemand de zonde toe te rekenen, als Hij wil dat voor dezelve van hem door de straf zal voldaan worden; en niet toe te rekenen, als Hij die vergeeft en de straf kwijtscheldt, vers 8. Desgelijks dat Hij het geloof rekent tot rechtvaardigheid als Hij de gelovigen schenkt, toeschrijft en toerekent de gerechtigheid van Christus, van hen door het geloof aangenomen, en houdt, door deze genadige toerekening, alsof het hun eigen gerechtigheid ware. Daarom wordt ook hier gezegd, dat hun de gerechtigheid toegerekend wordt." Het gaat er allereerst om dat God aan Zijn eer komt! De zonde wordt de mens ook eerst ordentelijk voor ogen gesteld voordat die mens zich een zondaar (goddeloze) weet, zo wordt vervolgens de gerechtigheid van Christus geschonken voordat deze door het geloof wordt aangenomen.

AK: Die weg is helaas vervangen door een weg van het beleven van zogenaamde heilsfeiten en wat al niet meer. Het is zo in- en indroevig, dat veel bevindelijk gereformeerden zondag aan zondag een bevindelijke prediking denken te horen, terwijl ze vooral worden vermoeid met reeksen kenmerken en vragen over iemands gesteldheid. Deze droevige prediking bindt de mensen lasten op die te zwaar zijn om te dragen. Nee, zo moet het niet, want met kenmerken en bevindingen kunt u niet zalig worden: Gods wet moet gepredikt worden en de verslagen en vernederde harten moeten worden bewogen tot het geloof in Christus. Het geloof in Hem is het kanaal waardoor Gods rechterlijke vrijspraak het verloren zondaarshart binnenstroomt (Rom. 3:21; Fil. 3:9).

MGvdH: Ik hoop dat zo gepreekt wordt dat de zondaar door de wet der wet sterft om Gode te leven (Gal. 2:19-20), want in die weg komt Christus Zich te openbaren aan de ziel. De Schrift leert dat goddelozen gerechtvaardigd worden en niet dat gelovigen gerechtvaardigd worden. HC Zondag 23 beschrijft dit ook kostelijk. De toegerekende gerechtigheid wordt op rekening van het geloof gezet, als had ik zelf voor al mijn zonden volkomenlijk betaald. Eerst de vrijspraak 'Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven' die geschonken wordt en dan de aanneming door het geschonken geloof. Wat is het dat U hebt neergezien op zo'n dode hond als ik ben? De Zoon wordt in die weg geschonken als de Weg, de Waarheid en het Leven, en die in de Zoon gelooft die hééft het leven (Joh. 3:36), die heeft Christus, en in Hem de Vader. Er staat niet in de Bijbel dat die in de Zoon gelooft het leven krijgt. Eerst vindt er een openbaring van de Zoon aan de ziel plaats en dan het geloof in Hem, volgens de woorden uit Johannes 6:40: "En dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage." Neem het voorbeeld van een misdadiger die voor een moord is vastgezet en die zijn vonnis hoort uitspreken door de rechter. De eerlijk gemaakte misdadiger zal het vonnis toestemmen en vrijwillig ondergaan. Alle hoop is deze misdadiger ontvallen. In zo'n toestand wordt een zondaar gebracht. En dan het wonder? Dan komt Jezus, zijnde de hemelse Advocaat, te spreken en de met Zijn bloed ondertekende vrijspraak te overhandigen en te zeggen dat de schuld is betaald en de zonde is verzoend, op grond van Zijn offerande in de volheid van de tijd volbracht. Dan blijft de verwondering, in geloof en aanbidding, over bij deze misdadiger. Voor zulk een? (Job 14:3). De Heere spreekt niet vrij op grond van geloof, maar op grond van de verdienste van de Zoon, en die verdienste wordt toegepast door Woord en Geest.
De Schrift leert dat het geloof uit het gehoor is, en het gehoor door het Woord Gods (Rom. 10:17). Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven, Joh. 5:25. Als de levendmakende stem van de Zoon van God gehoord wordt (door de prediking van het Woord), Die de goddeloze rechtvaardigt, dan zal deze geestelijk dode zondaar opstaan uit zijn zondegraf en dadelijk in Hem geloven. Op het machtswoord van Jezus kwam Lazarus uit het graf. Toen God sprak in de schepping: "Daar zij licht", toen was er licht. Zo is het ook in de herschepping door de Geest Gods van de geestelijk dode zondaar.

AK: Voor uw persoonlijk zielenheil raad ik u aan vaak en veel in Gods Woord te lezen als het enige kompas. Keer ermee tot uzelf in en overdenk het. Vraag God of Hij u wil leiden in Zijn waarheid. Lees ook de werken van de reformatoren en de oudvaders uit de zeventiende en achttiende eeuw, die in het spoor van de Dordtse Synode gingen; ook dat kan de Heere zegenen.

Nood der kerken
AK: Geliefde lezer, onder dit schrijven heb ik steeds op onze nood en op de nood der kerken gezien. Men is zo ver afgegleden van de waarheid, het goud is zo verdonkerd. Voortdurend heb ik in mijn schrijven de belangen van onze ziel en die van de gemeenten in ons kerkelijk leven in de breedste zin van het woord voor ogen gehad. Ik voel goed dat het om ons eeuwig welzijn gaat. Hier mogen we niet lichtzinnig mee omgaan. Veelal moeten we daarom veel droefheid hebben. U zult mij vragen: waarom? Wel, we moeten toch weten dat onze zonden vele zijn; de zonden van onszelf en ook die van anderen. Kerkelijk en ambtelijk maken wij schuld. We moeten niet vergeten dat wij en onze gemeenten in hun zonden voortdurend de Heere tegenstaan. De kerken zijn in veel situaties van de Heere afgeweken. Dit moet ons smarten en zodanig drukken, dat we tot de Heere terugkeren.

MGvdH: Er is tweeërlei droefheid. Een wettische droefheid of wettisch berouw en een evangelische droefheid, dat is de droefheid naar God die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt (2 Kor. 7:10). We hebben niet alleen vele zonden, we zijn enkel zonde. Die zijn niet te tellen. Het is een hemelhoge schuld. We zijn inderdaad voortdurend bezig als oude mens om de Heere en Zijn Woord tegen te staan. We hebben inderdaad wederkeer nodig. Dan moeten we eerst stilgezet worden en radicaal omgekeerd worden en van de brede weg naar het verderf op het smalle pad ten leven worden geplaatst. Dan moeten we door de enge poort (Christus) zijn heengegaan waarbij alleen een dode mens doorheen getrokken wordt, want we hebben zelf geen geestelijke benen meer om te lopen, geen geestelijke armen om aan te nemen, geen geestelijke mond om nog een zucht te doen. Het is in onze beleving dan alleen maar de dood in de pot. Dan is alles kwijt. Dan is het verloren, voor eeuwig verloren. En in die weg geschiedt het wonder van de levendmaking.

AK: In de tijd der reformatie was de heilszekerheid een onlosmakelijk kenmerk van het geloof. De rechtvaardiging door het geloof stond in het middelpunt. Helaas trad kort na de Dordtse Synode het verval reeds in. Men verwarde redelijk inzicht met geloofszekerheid en zocht de grondslag van het geloof in persoonlijke bevinding, zoals ik net aangaf, en ontwikkelde een lange reeks ervaringen, die alleen in het meest gunstige geval tot zekerheid konden leiden. De zekerheid lag dus niet meer in het geloof, maar in persoonlijke en ondefinieerbare gewaarwordingen en ervaringen. Geloof werd een weg van bevindingen, van zuchten en van klagen. In plaats van de rechtvaardiging door het geloof, kwam een valse roomse wedergeboorte die niet met het geloof samenviel, maar eraan voorafging, onbewust. Een simpele en vage geestelijke verandering of bewogenheid werd gesteld tot kenmerk en beginpunt van het geestelijke leven. Door een lange weg van twijfelen kon men ten slotte tot meer geestelijke en bevindelijke zekerheid proberen te geraken. De bijbelse prediking dat God goddelozen rechtvaardigt en vijanden met Zich verzoent, is krachteloos geworden, want nu worden 'wedergeborenen' gerechtvaardigd. Zo heeft men het geschreven Woord verlaten en dat vervangen door het bedrieglijke en ondoorgrondelijke gevoelsleven van de mens. Het is niet meer: eerst geloof en dán wedergeboorte, maar: eerst wedergeboorte en dán geloof. Dat houdt feitelijk in dat we alleen al door deze verzonnen wedergeboorte kunnen zalig worden en dat het geloof niet noodzakelijk meer is tot zaligheid. Men beweert ook dat de meesten van Gods kinderen niet tot de rechtvaardigmaking komen; u begrijpt dat zo alles van z'n plaats raakt.

MGvdH: Ds. Kort merkt terecht op dat de zekerheid van het geloof behoort tot het wezen en niet tot het welwezen van het geloof. Er zijn geen onbewuste gelovigen (al kan het wel onder de as liggen alsof er nooit geloof geweest is, maar dat is wat anders), of onbewuste wederom geborenen. Efeze 1:13 leert dit duidelijk: "In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heilige Geest der belofte." Wederom geboren te zijn zonder in de dadelijkheid in Christus te geloven is dus onbijbels. Ds. Kort spreekt over een valse roomse wedergeboorte die niet met het geloof samenviel, maar eraan voorafging, en dan onbewust. We hebben eerder aangegeven dat in tijd wedergeboorte en geloof samenvallen, maar dat in orde de wedergeboorte voorafgaat aan het geloof. Als God levendmakend spreekt (rechtvaardigmaking), dan is het er (wedergeboorte) en dan zijn er ook de vruchten van de wedergeboorte, namelijk het geloof en de verzegeling door de Heilige Geest. De opwekking van Lazarus uit de doden is ook een type van de levendmaking. De Heere Jezus spreekt Zijn machtswoord 'Kom uit!' tot de geestelijk dode zondaar die Zijn stem hoort (rechtvaardigmaking), die dan metterdaad wedergeboren wordt (opstaat uit zijn zondegraf) en gelooft in Hem. Het niet te weten en toch te hopen is een valse leer, zoals ds. Kort terecht leert. In Klaagliederen 3:24 zegt de profeet Jeremia: "De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen." Als de Heere ons Deel niet is, dan zullen we ook niet op Hem hopen. Alles wat onbewust is m.b.t. God en goddelijke zaken is van de duivel. Of dat nu rooms of gereformeerd wordt genoemd.

Ds. Kort spreekt over de rechtvaardiging van de goddeloze en zet dit tegenover de rechtvaardiging van de wedergeborenen (die dat onbewust zijn door een roomse leer of embryo leer). Echter ontkracht ds. Kort de rechtvaardiging van de goddeloze door de rechtvaardiging van de gelovige te leren. In 1 Petrus 1:3 staat geschreven: "Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden." Dus de opstanding van Jezus Christus is de verdienende oorzaak van de wedergeboorte en niet het geloof! De kanttekeningen (nummer 15) zeggen dit ook zo duidelijk met de woorden: "De apostel schrijft hier onze wedergeboorte de opstanding van Christus toe, niet om Zijn dood uit te sluiten, want daardoor zijn wij met God verzoend, en door de kracht van denzelven dood is onze oude mens ook gedood; maar omdat deze verzoening ons door Christus' opstanding wordt toegeëigend, en de nieuwe mens in ons wordt verwekt, gelijk Paulus Rom. 6:4 en vervolgens breder verklaart. Zie ook de aant. op Rom. 4:25." Dus door de dood van Christus met God verzoend (rechtvaardig verklaard) en door de opstanding van Christus wederom geboren en Christus en Zijn weldaden deelachtig door het geschonken geloof. Dit alles in de toepassing des harten door Woord en Geest. We hebben dus een geestelijke bloedtransfusie nodig. Dan moet ons bloed eruit, want het bloed dat is zijn ziel. De geestelijk levenloze (dode) zondaar wordt door het toegepaste bloed van Christus levend gemaakt en dan wordt de zondaar wederom geboren en gelooft daad werkelijk in Christus en omhelst Hem als zijn persoonlijke Zaligmaker, Borg en Middelaar.

AK: Daarom houd ik het alleen bij Gods Woord en de belijdenissen, die moeten voor ons genoeg zijn. Bij de zonden van de gemeente moeten we denken aan de woorden van de Heere Jezus. Zijn we, zoals Hij in Zijn bergrede zegt, nog wel een stad op de berg of een lichtende kaars of een zoutend zout? Gaan we als kerk niet op in de wereld en de begeerlijkheden? Houden we de waarheid van God niet in ongerechtigheid ten onder? Zijn we op de goede weg of sloegen we een of ander dwaalspoor in? Laten we ons in met allerlei verwerpelijke zaken? Gaan we in de zelfgenoegzaamheid op? Houden we op onze eigen manier kerk? Beoefenen we niet de ware, maar een eigenzinnige godsdienst? Ziet u dan niet, hoe we God verlieten en Hij van ons week? Dat de Heere toch nog eens aan Zijn erfdeel mocht gedenken. Vraag toch of Hij de hof van de kerk nog eens met Zijn Geest wil doorwaaien. Menigmaal bracht Hij haar in de smeltkroes der ellende, om haar, als door het vuur van een hete oven, te doorlouteren gelijk men het zilver loutert. Zo krijgt het bloed en het offer van Christus weer zijn waarde. Het gaat toch om Zijn eer, roem en heerlijkheid. Laten we toch onze afwijkingen in leer en leven inzien. De kennis van de waarheid lijkt zo langzamerhand te zijn geweken. Er wordt wat gefantaseerd onder het mom van het echte leven en het ware geloof uit God. Men pleistert graag met loze kalk. Ontdek het toch. Ik weet wel dat daar Gods Geest voor nodig is, maar misschien mogen onze ogen nog opengaan voor de dwalingen die onder ons heersen. Deze liggen verbloemd en bedekt onder een schijn van waarheid. Het is vreselijk om al dat zielsbedrog waar te nemen, laat staan dat u erin verstrikt ligt.

MGvdH: Ds. Kort waarschuwt wel tegen een eigenzinnige godsdienst, tegen dwalingen, tegen het pleisteren met loze kalk. Tegelijk moet ik, helaas, op grond van het uitgebreide voorwoord van ds. Kort constateren dat hij zelf toch ook de rechtvaardiging van de gelovige leert. Teksten in de Bijbel worden biblicistisch gelezen als het om de verhouding geloof en rechtvaardiging gaat. De belijdenisgeschriften worden ook genoemd door ds. Kort. Echter artikel 22 van de NGB schrijft toch duidelijk: "Doch wij verstaan niet dat het, om eigenlijk te spreken, het geloof zelf is, dat ons rechtvaardigt; want het is maar een instrument, waarmee wij Christus, onze rechtvaardigheid, omhelzen. Maar Jezus Christus, ons toerekenende al Zijn verdiensten en zo veel heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan (MGvdH: die goede werken zijn van eeuwigheid voorbereid en daarin mogen de Zijnen wandelen zoals Ef. 2:10 leert), is onze rechtvaardigheid; en het geloof is een instrument, dat ons met Hem in de gemeenschap van al Zijn goederen houdt; dewelke, de onze geworden zijde, ons meer dan genoegzaam zijn tot onze vrijspreking van onze zonden." HC Zondag 23 leert ook duidelijk dat de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus wordt geschonken en toegerekend en door het geloof aangenomen en toegeëigend wordt. Lees ook de Dordtse Leerregels Hoofdstuk 3/4 artikel 12. We halen nogmaals de geschiedenis van de blindgeborene aan uit Johannes 9. Eerst wordt deze blindgeborene van zijn blindheid genezen door de Heere Jezus. De blindgeborene (die nu natuurlijke ogen heeft die zien) doet in vers 25 een uitspraak die door vele kanselredenaars van tegenwoordig wordt gebruikt om een onbewuste rechtvaardigmaking te preken en zegt: "Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie." De blindgeborene is echter nog niet geestelijk geboren, nog niet wedergeboren. Na zijn uitwerping uit de tempel vindt Jezus hem en zegt tot de blindgeborene: "Gelooft gij in den Zone Gods?" Dan antwoordt de blindgeborene: "Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?" En dan volgt de levendmakende daad van de Heere Jezus Christus, als Hij spreekt: "En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het." De blindgeborene had Hem al met zijn geopende natuurlijke ogen gezien, maar kende Hem niet. Nu spreekt Jezus tot deze geestelijk dode zondaar en maakt Hem levend. Dan staat er zo treffend dat de blindgeborene zegt: "Ik geloof Heere. En hij aanbad Hem." Jezus is het Licht der wereld, Die aan de zondaar wordt geopenbaard en Zijn stem maakt de geestelijk dode levend (wedergeboorte) en die gelooft dan in Hem en aanbidt Hem. De gelovige is wedergeboren en daarom gelooft hij in Hem. In de inhoudsopgave van het nieuwe boek staat bijvoorbeeld 'het geloof verkrijgt vergeving'. De titel had beter kunnen luiden: 'God schenkt vergeving en die gelooft hééft vergeving van zonden.'
Gijlieden zijt nu rein (gereinigd) om het woord dat Ik tot u gesproken heb, Joh. 15:3. Als Jezus ons rein verklaard dan zijn we rein en die ene melaatse kwam tot Jezus, nadat hij zag dat hij gereinigd was en verheerlijkte God (dat doet het geloof want dat geeft God de eer, Rom. 4:20). En hij viel op zijn aangezicht voor de voeten van Jezus, Hem dankende. Dan zegt Jezus: sta op en ga heen, uw geloof heeft u behouden (Luk. 17:11-19). Hier zegt Jezus: "uw geloof". Als we dit biblicistisch zouden gaan lezen dan zeggen we met Arminius: "kijk, dat is het geloof van de mens dat behoudt." Christus is dan het Begin en de mens is het einde. Het is Christus geheel en Christus alleen. De zaligheid die Christus verworven heeft wordt op rekening van het geloof gezet.

Persoonlijk
AK: Ik wil u allen, wie u ook bent, heel ernstig het volgende vragen: Weet u van het ware geloof in Christus? Bent u bekend met het werk van de Heilige Geest? Kent u de waarachtige bekering tot God? Oefent u, ook na genade, de dagelijkse bekering? Zoekt u werkelijk uw behoud in Christus Jezus alleen? Hebt u ooit iets van het bloed tot vergeving van al uw zonden gezien? Leeft u dicht bij God? Als deze dingen niet bij u zijn, leeft u nog midden in uw zonden. Wat is het toch nodig dat God u uw zonden vergeeft. Dit kan alleen in Jezus' bloed. Hij vergeeft u alleen door of uit genade. Hieruit verkrijgt u uw rechtvaardigheid door het geloof in Jezus Christus. Op deze wijze delgt God uw schuld uit. Zo wil Hij uw ongerechtigheid niet meer gedenken.

MGvdH: De Heidelberger stelt de vraag in vraag 60: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Er staat niet hoe wordt gij rechtvaardig voor God! Het antwoord van de Heidelberger is: Alleen door een waar geloof in Jezus Christus. Dat is het gerechtvaardigde volk, dat de stem van God in Christus gehoord heeft dat ze rein zijn verklaard. Gij zijt rein om het woord dat Ik (zegt Christus) tot u gesproken heb. Degene die gelooft IS rechtvaardig, want het geloof is een vrucht van de wedergeboorte door de toepassing van de verworven gerechtigheid van Christus aan de ziel. Ds. Kort leert dat degene die gelooft rechtvaardig wordt, en dat is niet Bijbels. Dan zien we niet iets van het bloed tot vergeving van al onze zonden, maar dan openbaart Christus Zich aan de ziel en dan zien we Hem met ogen des geloofs. Als Christus ons geschonken is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing (1 Kor. 1:30) dan hébben we vergeving van zonden. Die openbaring van Christus door Woord en Geest komt ook elke keer weer in het leven der genade. Denk aan de Emmaüsgangers, maar denk ook aan David die in de zonde van overspel is gevallen. Ook in het leven der genade is het eerst het spreken Gods en dan het geloven van de mens. Gods knecht, de profeet Nathan, spreekt de woorden: "Gij zijt die man!" Dan komt David opnieuw in de schuld voor de HEERE en zegt: "Ik heb gezondigd tegen de HEERE." Dan spreekt Nathan tot David, en zegt: "De HEERE heeft ook uw zonde weggenomen, gij zult niet sterven." De profeet Nathan zegt van Godswege aan dat David's zonde is wegenomen, is vergeven. Dat is eerst, en dan is er het geloof waarbij David opnieuw wordt bevestigd in zijn staat voor God. HIJ spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. HIJ spreekt van vergeving en dan is er vergeving, in en door Christus, Die door het geloof aangenomen en omhelsd wordt. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad, en door die liefde is het geloof werkende.

AK: Hij werpt die weg in de grondeloze diepte der zee, de zee van de eeuwige vergetelheid (Micha 7:19). Vermeerder dan uw schuld niet door zo door te leven. Stapel niet zonde op zonde, maar neem door het geloof in Jezus de toevlucht tot God.

MGvdH: Vermeerder dan uw schuld niet door zo te leven? We maken dagelijks de schuld meerder omdat vlees vlees blijft. Het vlees onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook niet. Dat is geen lot maar schuld. Stapel niet zonde op zonde? We doen niet anders! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Lees Romeinen 7. Ik las in de inhoudsopgave ook een hoofdstuk dat handelt over het toevluchtnemend geloof. In Psalm 57:2 zegt David: "Zijt mij genadig, o God, zijt mij genadig; want mijn ziel betrouwt op U en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan." David zegt in 2 Sam. 22:3: "God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser, van geweld hebt Gij mij verlost." Gods volk neemt keer op keer toevlucht tot de Heere omdat Hij hun Toevlucht ís. Het is dus een werking des geloofs NA ontvangen genade. We kunnen niet over toevluchtnemend geloof spreken buiten de rechtvaardigmaking om. Nogmaals, we kunnen alleen op de Heere hopen als Hij ons Deel is geworden. Een goddeloos mens neemt geen toevlucht tot God, maar probeert Hem (net als de gevallen Adam) uit handen te blijven door weg te vluchten in het struikgewas. Als de heiligheid Gods ons omschijnt dan is vreze ons deel, net als de herders in de velden van Efratha. Dan moet de Heere het 'vreest niet' spreken tot onze ziel, alvorens we door het geloof met Hem verenigd worden. Wat wordt in onze dagen toch een toevlucht nemen en berouw hebben op conto van de oude mens geschreven, terwijl dit de gangen zijn van de nieuwe mens in Christus.

AK: Ik wil enkele personen hartelijk bedanken voor hun medewerking aan deze uitgave. Allereerst de uitgever J.M. Vermeulen te Meteren, die het uitgeven van dit boek mogelijk heeft gemaakt. Hij was hierin bijzonder betrokken en bezorgde mij weer vele goede wenken. Ook het redigeren en corrigeren van de tekst is weer van zijn hand geschied. Opnieuw mag ik terugzien op een goede samenwerking met deze uitgever. Vervolgens dank ik mijn vroegere leermeester in de grondtalen, ds. W. Pieters te Garderen, voor het controleren van de grondtekst. Ook wil ik de meelezers hartelijk dankzeggen voor de integere wijze waarop zij de stukken nazagen en soms becommentarieerden. Ten slotte wens ik u allen, dat u zich mag verheugen in Gods heil. Dat vangt aan als God u onder Zijn kinderen stelt. U bent alleen door het geloof in Christus rechtvaardig voor God. Zo bent u een juweel in de kroon van de Zaligmaker. Hij betoont aan u Zijn welbehagen (Ps. 147:11). Hij ziet u in Christus aan. Rust niet aleer u hiervan weet. Daartoe mocht de Heere het lezen van dit boekwerk zegenen, tot eer van Zijn Naam en tot heil uwer kostelijke zielen.

Uw dienaar in Christus Jezus,
Ds. A. Kort

Krimpen aan den IJssel, 14 januari 2015

MGvdH: Die roemt, roeme in de Heere! (1 Kor. 1:31) en niet alleen in de weldaden (Gods heil). Lezers, we hebben niet de bedoeling gehad om te muggeziften over dit nieuwe boek, waarvan ik beken het niet gelezen te hebben en ook niet ga lezen. De hele verantwoording zegt mij, helaas, genoeg. Laten we maar bij de Schrift blijven zoals ds. Kort ook heeft aangegeven. Er wordt een goddeloze gerechtvaardigd en die wordt zijn ontvangen geloof gerekend tot rechtvaardigheid (Rom. 4:5).
Ds. Kort heeft met betrekking tot zijn eerdere boek over de wedergeboorte gezegd dat het hem betreurd heeft dat dit boek aanleiding heeft gegeven tot verwarring in zijn kerkverband. Dan had hij echter de kosten eerst moeten overrekenen. Want wie van u, willende een toren bouwen, zit niet eerst neder en overrekent de kosten, of hij ook heeft hetgeen tot volmaking nodig is?, Lukas 14:28. Als je een boek wilt schrijven en de kosten niet overrekent, of je ook hetgeen nodig is tot volmaking hebt, dan moet je het boek maar niet schrijven, want dan is het niet uit God. Als je de leer binnen- en buiten je kerkverband, van Godswege moet neersabelen dan moet je niet verwonderd zijn dat het verwarring, commotie of wat dan ook geeft. Uiteindelijk was het niet de geordende weg vond hij met de deputaten om zijn zorg over de prediking op deze wijze kenbaar te maken. Gods Woord leert echter nadrukkelijk dat Zijn knechten zich moeten stellen tegen het ongoddelijk ijdelroepen (1 Tim. 6:20, 2 Tim. 2:16). Ook Paulus bestrafte Petrus in het openbaar en ging niet eerst met Petrus een zogenaamde kerkordelijke weg bewandelen om eens te vragen wat hij nu wel of niet bedoeld had. Misschien zou dan gebleken kunnen hebben dat Petrus het anders bedoeld had. Nee zo is het niet. Fundamentele dwalingen en ketterijen moeten in het openbaar worden ontmaskerd en dan moet man en paard genoemd worden. Helaas gebeurt dat in onze dagen niet, of het gebeurt stiekem, onder een dekmantel. Als men dan wordt aangesproken, dan hebben ze het ineens anders bedoeld, of een ander heeft het gezegd of men betreurt dat men het gezegd heeft. In Galaten 1:8 spreekt de apostel Paulus duidelijke taal, maar dit gedeelte uit Galaten 1 heeft men tegenwoordig uit de Bijbel gescheurd. Als je preekt als Paulus dan zul je het wel meemaken dat ze zeggen: "Weg van de aarde met zulk een, want het is niet behoorlijk dat hij leeft", en dan smijten ze de klederen van zich en werpen ze stof in de lucht (Hand. 22:22). Paulus ging die commotie echt niet betreuren. Gods volk betreurt de waarheid en de gevolgen daarvan niet. Al die mensen die bedankt worden voor de medewerking, daar waren de apostelen ook vreemd aan. Wat het nut daarvan is ontgaat me geheel. Het gaat niet om een kookboek, maar om de verkondiging van God en goddelijke zaken. Aangezien dit boek publiekelijk verschijnt is het nodig hier publiekelijk op te reageren en om het te toetsen aan de Heilige Schrift, die het einde is van alle tegenspraak. Tot de Wet en tot de Getuigenis; zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben, Jes. 8:20.

M.G. van der Hoeven

Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"