Ds. K. Hoefnagel (CGK) over John Kershaw

In het RD van 13/6/2012 stond een artikel naar aanleiding van een lezing van ds. K. Hoefnagel over John Kershaw. Daarin stond o.a. "Zijn dwaling was dat hij de oude en de nieuwe mens van elkaar scheidde. Die zijn echter wel onderscheiden, maar niet gescheiden. Anders kan de nieuwe mens de schuld afschuiven op de oude mens en krijgt het vlees toch de ruimte.”

COMMENTAAR
In Romeinen 7 gaat het over de oude mens onder de wet en de nieuwe mens vrij van de wet. Zonder de wet, zo leefde ik eertijds, maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven (vers 9). De oude Adams-ik van Paulus heeft de doodsteek gehad. Het is ook wat hij elders zegt in Galaten 2:19: "Ik ben door de wet der wet gestorven". De oude mens is gedood. De apostel zegt het ook in vers 4: "Zo dan, mijne broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden." Als wij niet der wet gedood zijn dan zijn we ook niet van Christus. In Christus staat de nieuwe mens op die vrij van de wet is. De wet ligt voor Gods volk in de ark (Christus) en wee degene die de de ark opent en erin ziet. Ziet het is alles nieuw geworden, het oude is voorbij gegaan (2 Kor. 5:17)! De oude mens is gedood in de wedergeboorte en de nieuwe mens is opgestaan. Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. (Rom. 6:6). We lezen hiervan ook uitnemend in de Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4, artikel 12.

Hoe kan het dan dat Paulus klaagt: Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde (vers 14)? Paulus wil het goede wel doen met het gemoed, want de wil is vernieuwd in de wedergeboorte, maar het goede te doen dat vindt hij niet. Als hij het goede wil doen (de vernieuwde wil) dan ligt het kwade hem bij (de zonde die in hem woont), vers 21. Ik dan doe datzelve niet meer maar de zonde, die in mij woont (vers 17, 20). Dit is zeer belangrijk om te onderscheiden in het leven der genade! Wat namelijk overblijft na de doding van de oude mens is het lijk van de oude mens die in staat van ontbinding is, ofwel het lichaam der zonde. Daar heeft Paulus het mee te stellen. Hij kan niet meer in de zonde leven en toch valt hij in de zonde, ondanks dat hij de zonde niet meer wil doen. Het vlees, het lichaam der zonde, dient de wet der zonde (vers 26). Dat is wat anders dan de oude mens! De oude mens die voor de bekering leeft wil alleen maar zondigen. De nieuwe mens die in de bekering opstaat wil niet zondigen. Voor de bekering door God tot God draagt de oude mens een pak met zonde en schuld (het beeld bij Bunyan) en na de bekering draagt de nieuwe mens (vergeving van zonde ontvangen hebbende en wegneming van de schuld door de toegerekende gerechtigheid van Christus en door het geschonken geloof omhelsd) het pak met het lichaam der zonde op zijn rug. Dat doet hem klagen: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Paulus was van de oude mens reeds verlost en nu wenst hij uit het lichaam des doods verlost te worden, dat is het vlees, ofwel het lichaam der zonde. En dan die jubel: "Ik dank God door Jezus Christus onzen Heere! (vers 25).

De slotsom is dus: of je bent een oude mens of je bent een nieuwe mens. Geenszins kan de nieuwe mens de schuld afschuiven op de oude mens, want die is gedood. De oude mens is uitgedaan met zijn werken (Kol. 3:9) en de nieuwe mens is aangedaan (Kol. 3:10). Het vlees krijgt geen enkele ruimte, want ze wandelen niet meer naar het vlees, maar naar de Geest. Die naar de Geest wandelen, wandelen in de vrijheid der kinderen Gods. Dat is geen ongebonden leven! Zouden wij nog in de zonde leven? Dat zij verre! Onmogelijk, omdat de nieuwe mens in Christus dat niet wil. Die wil volkomen in overeenstemming met Gods wil leven. De zonde wordt gehaat door de nieuwe mens. En als ze in de zonde valt dan brengt de Heere ze tot evangelisch berouw (2 Kor. 7:10, Psalm 51, Lukas 22:61-62). Als de oude mens nog zou bestaan dan moeten ze elke keer gerechtvaardigd worden en dat is Rome ten voeten uit. Nee, Christus is ons geworden wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en een volkomen verlossing, opdat wie roemt roeme in de Heere alleen (1 Kor. 1:30-31). U kent Kohlbrugge wel. Die vertelde eens toen bij hem aangebeld werd en naar Kohlbrugge werd gevraagd: "Die leeft niet meer". Verstaat u? Christus leeft in mij.