Wat is het Evangelie? Is het een blijde boodschap uit de hemel die
rebellen die God weerstaan op hun gemak wil stellen in hun verdorvenheid?
Is het Evangelie gegeven om genotzieke jonge mensen
te verzekeren dat, op voorwaarde dat ze slechts 'geloven', zij
niets hoeven te vrezen voor de toekomst? Men zou dat zeker gaan
denken, wanneer men luistert naar de manier waarop het Evangelie
voorgesteld wordt - of beter: verdraaid wordt - door de meeste
'evangelisten', en nog meer wanneer we kijken naar de levens van
hun 'bekeerlingen'. Zij die een beetje geestelijk onderscheidingsvermogen
hebben, zullen zeker zien dat het slechts parels voor de
zwijnen werpen is om zondaren te verzekeren dat God hen liefheeft
en dat Zijn Zoon voor hen stierf, om zondaren te verkondigen dat
zij een volledige vergeving van al hun zonden (verleden, tegenwoordige
en toekomstige) kunnen verkrijgen door simpelweg 'Christus
als hun persoonlijke Zaligmaker te aanvaarden.'
Het Evangelie staat niet op zichzelf. Het is niet iets dat onafhankelijk
is van de voorafgaande openbaring van Gods Wet. Het is geen
aankondiging dat God Zijn gerechtigheid heeft verzacht of de maat
van Zijn heiligheid heeft verlaagd. Integendeel, wanneer het Evangelie
schriftuurlijk uiteengezet wordt, is het de duidelijkste betoning
en het beste bewijs van Gods onverbiddelijke gerechtigheid en Zijn
oneindige afkeer van de zonde. Maar om het Evangelie schriftuurlijk
uit te leggen, daarvoor zijn baardenloze jonge mannen en
zakenmensen die hun schaarse tijd wijden aan een 'evangelisatietaak',
volledig ongeschikt. Het is treurig dat vleselijke trots zoveel onbekwame
mensen ertoe brengt binnen te dringen, daar waar mensen
die veel wijzer zijn geen stap durven zetten, Deze toename van
nieuwelingen is voornamelijk de reden voor de beklagenswaardige
situatie waarmee we geconfronteerd worden. En dat de 'kerken' en
'samenkomsten' grotendeels gevuld zijn met hun 'bekeerlingen',
verklaart waarom die zo ongeestelijk en werelds zijn.
Nee, mijn lezer, het is er verre, verre van dat het Evangelie de
zonde licht zou maken. Het Evangelie laat ons zien dat God de
zonde niet spaart. Het openbaart ons het ontzaglijke zwaard van
Zijn gerechtigheid dat Zijn geliefde Zoon slaat, opdat er verzoening
gedaan zou worden voor de overtredingen van Zijn volk. In plaats
van dat het Evangelie de Wet terzijde zou schuiven, toont het de Zaligmaker
Die de vloek ervan draagt. Golgotha leverde ons het meest
ernstige en ontzagwekkende schouwspel dat tijd en eeuwigheid ooit
te zien zullen geven van Gods haat tegen de zonde. En gelooft u dat
het Evangelie of God Zelf verheerlijkt wordt door naar wereldse
mensen toe te gaan en hun te vertellen dat ze 'op dit ogenblik gered
kunnen worden door eenvoudig Christus als hun persoonlijke
Zaligmaker te aanvaarden', terwijl ze nog gehuwd zijn met hun afgoden
en hun harten de zonde nog liefhebben? Als ik dat doe, vertel
ik hun een leugen, verdraai ik het Evangelie, beledig ik Christus en
verander ik de genade van God in wellust.
Ongetwijfeld staan sommige lezers gereed om bezwaar te maken
tegen de 'harde' en 'sarcastische' uitspraken die ik zojuist gedaan
heb. Ze zullen vragen: "Toen de vraag gesteld werd: 'Wat moet ik
doen om zalig te worden?', zei toen een geïnspireerde apostel niet
uitdrukkelijk: 'Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig
worden'? Kunnen we dan dwalen, als wij zondaars vandaag hetzelfde
vertellen? Hebben we daar dan geen goddelijke volmacht voor?"
Het is waar, die woorden staan in de Heilige Schrift, en omdat ze
daar staan, concluderen veel oppervlakkige en ongeoefende mensen
dat ze gerechtigd zijn om die woorden voor allen en een ieder
te herhalen. Maar het zij opgemerkt dat Handelingen 16:31 niet
gericht was tot een losbandige menigte, maar tot een afzonderlijk
persoon, wat tegelijk aangeeft dat het geen boodschap is die zonder
onderscheid moet weerklinken, maar een bijzonder woord dat
gericht is tot hen wier gesteldheid overeenkomt met de persoon tot
wie dit woord het eerst gesproken werd.
Verzen uit de Schrift moeten niet losgewrongen worden uit hun
verband, maar gewogen, uitgelegd en toegepast worden in overeenstemming
met het verband waarin ze staan. Dat vraagt om biddende
overdenking, zorgvuldige meditatie en langdurige studie. Dat het
daaraan ontbreekt, verklaart waarom zulke prullige, waardeloze
'boodschappen' meegegeven worden in deze haastige tijd. Kijk eens
naar het verband van Handelingen 16:31 en wat zien we dan? Wat
was de situatie en tot wie zeiden de apostel en zijn metgezellen: 'Geloof
in de Heere Jezus Christus?' Er wordt ons daar een zevenvoudig
antwoord gegeven, dat voorziet in een opmerkelijke en volledige
uittekening van de gesteldheid van hen aan wie we dit waarlijk
evangelische woord mogen voorhouden. Als we deze zeven details
kort noemen, laat de lezer ze dan zorgvuldig overdenken.
Ten eerste was de man tot wie deze woorden gesproken werden, net getuige
geweest van Gods wonderdoende kracht: 'En er geschiedde snellijk
een grote aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen
werden; en terstond werden al de deuren geopend, en de banden
van allen werden los' (vers 26).
Ten tweede was de man als gevolg daarvan ernstig verontrust,
hij wanhoopte bijna aan zichzelf: 'Hij
trok een zwaard en zou zichzelf omgebracht hebben, menende dat
de gevangenen ontvloden waren' (vers 27).
Ten derde voelde hij dat
hij licht nodig had: 'En als hij licht geëist had' (vers 29).
Ten vierde
werd zijn zelfgenoegzaamheid volledig de bodem in geslagen, want
hij 'werd zeer bevende' (vers 29).
Ten vijfde nam hij de juiste plek in
(voor God) - in het stof 'viel hij voor Paulus en Silas neder aan de
voeten' (vers 29).
Ten zesde toonde hij respect en eerbied voor Gods
knechten, want hij 'bracht hen buiten' (vers 30).
Ten zevende en
tenslotte vroeg hij, uit diepe bezorgdheid over zijn ziel: 'Wat moet
ik doen opdat ik zalig worde?' (vers 30).
Hier hebben we een heel duidelijke geschiedenis die ons kan leiden
- als we ons willen laten leiden. Het was geen frivool, luchthartig,
onbezorgd mens die aangespoord werd om 'gewoon' te geloven.
Integendeel, het was iemand die er duidelijk blijk van gaf dat er al
een machtig werk van God in hem gewerkt was. Hij was een ontwaakte
ziel (vers 27). In zijn geval was het niet nodig om hem zijn
verloren staat op het hart te drukken, want hij voelde die duidelijk.
Ook hoefden de apostelen hem niet dringend te wijzen op de plicht
tot bekering, want zijn hele houding getuigde van zijn berouw. Maar
om de woorden die tot hem gesproken werden toe te passen op
mensen die volkomen blind zijn voor hun verdorven staat en die
helemaal dood zijn voor God, zou nog dwazer zijn dan iemand die
net bewusteloos uit het water gehaald is een flesje parfum voor de
neus te houden. Laat mijn criticus het boek Handelingen zorgvuldig
doorlezen om te zien of hij één voorbeeld kan vinden dat de
apostelen een losbandige menigte of een groep heidense afgodsdienaars
toespraken en hen 'eenvoudigweg' opriepen om te geloven in
Christus.