De open poort

„Ik ben een vreemdeling op de aarde…”
Psalm 119:19

Worden we hier door de wereld veracht en vervolgd om der gerechtigheid wil, als mensen welker de wereld niet waardig is, och, wat betekent dat. Wij weten dat dit het land van de rust niet is. Is de weg eng en moeilijk en valt ze ons wel eens lang en zwaar, ze kort dagelijks af. Overvalt ons de angst dat we van het rechte pad zullen afglijden en zo de heerlijkheid zullen missen? De Geest van Jezus zal ons versterken om in God rust te vinden. Het Woord des Heeren zal in alles onze Raadsman wezen en tot troost dienen, opdat wij met blijdschap onze loop mogen volbrengen.

Vrezen we dat het vrije gebruik van Gods Woord ons ontnomen zal worden, hou dan maar aan in het gebed: „Verberg Uw geboden voor mij niet”, en wacht dan al biddend op Gods belofte: „Mijn Woord en Geest zullen van u niet wijken” (zie Jesaja 59:21).

Wandelen we soms door duistere wegen en gaan stormen en winden, golven en baren van Gods bezoeking over ons heen en worden we door de kinderen van de wereld versmaad en roepen zij ons toe: „Waar is nu uw God?” ons hart zal nochtans, ondersteund zijnde, niet vrezen. Onze ziel zal Hem Die onze ziel liefheeft, aankleven en onze voet zal niet wijken van Zijn pad. Hij zal ons zijn tot een verberging en van onder zullen Zijn eeuwige armen ons ondersteunen.

Vinden we ons eenzaam op de weg, nochtans moeten we niet moedeloos worden. De Heere zal met u zijn en tot de hemelse deurwachter zeggen: „Doe die poort open, dat het rechtvaardig volk daarin ga.”

Dionisius Bouman, predikant te IJsselstein
(De staat der ware genade Gods in de ziel, 1721)