In het Reformatorisch Dagblad van 23 juni 2008, zie
Een verschil van leven en dood, heeft dr. C.A. van der Sluijs een opiniestuk geschreven naar
aanleiding van een promotieonderzoek over Arminius. Dr. van der Sluijs schrijft toch nog wel
eens behartenswaardige zaken als het gaat over de rechtvaardiging van de goddeloze door genade
alleen! God in ons, zonder ons! Zijn PKN-lidmaatschap laat ik nu maar even buiten beschouwing.
Ik wil aanhaken bij het laatste gedeelte uit zijn betoog waar hij het volgende schrijft:
"Die menselijke verantwoordelijkheid is ongetwijfeld een Bijbels motief. Maar ánders wordt het
wanneer dit Bijbelse gegeven antropologisch en humanistisch wordt bepaald en ingevuld. Dat was
karakteristiek voor het arminianisme van toen en dat is het nog altijd voor vandaag.
Daarbij lijkt het verschil met het calvinisme miniem, maar in wezen is dit het verschil tussen
leven en dood. Daarom dient het arminianisme als een geraffineerde en doodgevaarlijke zaak
onderkend te worden. Daaraan hangt het leven van de Kerk vandaag.
Dat hij gelijk heeft toont een ingezonden stuk in het Reformatorisch Dagblad van 25 juni 2008
van de hand van R. Fred E. Lodder (Middelhof 13 1851 BV Heiloo), waar deze mijnheer het volgende
schrijft: "De mens in verkeerd verstane verantwoordelijkheid? Naar aanleiding van het artikel
”Een verschil van leven en dood” (RD 23-6) zou ik dr. C. A. van der Sluijs vriendelijk willen
verzoeken mij eenvoudig, zonder moeilijke woorden, uit te leggen wat dan de goede
verantwoordelijkheid is. Of heeft de mens geen verantwoordelijkheid om het geloof deelachtig te
worden? Verantwoordelijkheid houdt toch een wilsbesluit in? Je doet iets of je doet niets.
De Heere Jezus Zelf zegt in Joh.3:16: „...opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren
gaat.” In Hem geloven tot redding van onze ziel is Gods grote genade aan ons mensen, maar dat
geloven in Hem moet wel gedaan worden. Dat is inderdaad het verschil tussen leven en dood.
Geloven of niet geloven. Geloven in de Heere Jezus is geen verdienste van ons (mijzelf). God
schenkt het ons in Zijn Zoon. Maar Hij verlangt wel dat wij daar ja en amen op zeggen, en dat is
onze verantwoordelijkheid, zonder dat wij ons daarop kunnen beroemen. Hem alleen zij alle eer!
Dat snapt elk kind, en Arminius had dat ook begrepen."
Hierboven werd al gesteld dat het verschil tussen de vrije wilsbesluit drijvers en de gereformeerde
leer ogenschijnlijk miniem is, maar het is een verschil van dood en leven. De schrijver van het
ingezonden artikel toont duidelijk aan dat hij nog niet gestorven is aan zijn eigen wil, daad, en
geloof. Deze mensen hebben nog nooit ondervonden dat ze na de val in Adam alleen nog maar een
vrije wil hebben die in ongeloof tegen God zich openbaart, zijnde een vijand van God drie-enig en
Zijn genade. Deze persoon is om het zo eens te zeggen halfdood en nog niet ganselijk onbekwaam
tot enig goed, want hij kan zijn verantwoordelijkheid nog in rekening brengen bij het zalig
worden. Er is niemand die naar God vraagt en naar Hem zoekt (Ps. 14, Rom. 1 en 3).
Maar sputtert de Arminiaan, Pelagiaan, semi-Pelagiaan, Remonstrant of hoe ze ook mogen worden
genoemd tegen: de Heere zegt toch in Zijn Woord: "Zoekt en gij zult vinden, klopt en gij zult
opengedaan worden?" Dan doet Hij toch een appèl op onze wil, anders zou het toch niet mogelijk
zijn dat deze oproep er staat, net als met de oproep "bekeert u!"?
Laat ik eens een eenvoudig voorbeeld nemen. Stel dat ik u 1000 euro leen, en u verkwanselt die
1000 euro, zodat u dat geld nooit meer kunt terugbetalen. Dan heb ik toch nog steeds het recht
op het geleende geld of niet? Ook al kunt u het niet terugbetalen. Nu met onze Schepper, Die ons
volmaakt, naar Zijn beeld, in het paradijs heeft geschapen. Wij hebben alles verkwanselt door
onze val in Adam, hebben Zijn beeld verloren, maar toch blijft de eis rechtmatig dat Hij Zijn
beeld terug eist. Hij heeft recht op ons aller leven! Daarom is de eis tot bekering en geloof
volledig legitiem, en tegelijkertijd is het onmogelijk dat een mens zonder de werking van de
Heilige Geest, Die allereerst overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, tot de ware
geloofsverbondenheid met de Heere Jezus Christus komt en daarmee in een herstelde relatie met
God de Vader. Deze weldaad van de drie-enige God is een groot wonder. De Dordtse Leerregels
beschrijven dit in hoofdstuk 3 en 4, artikel 12, op de volgende wijze: "Maar het is een gans
bovennatuurlijke (dit sluit de medewerking van de mens met zijn zogenaamde wilsbesluit al
helemaal uit!), een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en
onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze
werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de
opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze
werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtig wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan
wordt de wil, zijnde nu vernieuwd (ziet u dat de wil in de wedergeboorte wordt vernieuwd en
niet voor de wedergeboorte om zo met de zogenaamde vrije wil te besluiten om te gaan geloven!),
niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijde, werkt hij ook zelf.
Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en
zich bekeert. Lees verder heel de DL die op Gods onfeilbaar Woord zijn gefundeerd.
Weet u, bij een hoop mensen is het wonder eruit, want ze hebben zelf nog enige gerechtigheden
voor God om iets goeds te doen, met al die vrije wilsbesluiten. Met de levendmaking van de dode
zondaar is het net als met Lazarus. De Heere Jezus sprak bij het graf: "Lazarus, kom uit!"
(Joh. 11:43). Met dat de Heere Jezus dit bevel met macht spreekt, wordt de dode Lazarus tot
leven gewekt en staat op. Met de zaligheid van Gods kinderen is het net zo. De Heere Jezus heeft
voor hen de zaligheid verworven, maar hij past die ook toe. Het is op Zijn machtswoord dat doden
zullen horen de stem van de levende God. Die roemt, die roeme in de Heere ALLEEN! Sion wordt door
recht verlost en krijgt eerst met Gods recht van doen alvorens ze in Christus rechtvaardig wordt
verklaard door het geschonken geloof. Allen die hier geen bevindelijke kennis van hebben zijn
opgeblazen en weten niets. Weet u waar de oproep tot bekering en geloof nu de gewenste uitwerking
heeft? Dat lezen we in Handelingen 2, vanaf vers 37, waar staat: "En als zij dit (dat zij Jezus
gekruist hadden), hoorden werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere
apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zei tot hen: Bekeert u, en een
iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden; en gij zult
de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want u komt de belofte toe en uw kinderen, en allen die
daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal. En met veel meer andere woorden
betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht. Die dan zijn
woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op die dag tot hen toegedaan omtrent
drieduizend zielen."
Als wet en Evangelie zuiver wordt verkondigd, en niet worden vermengd, en als de Heilige Geest
een zondaar in het hart treft, waardoor deze moet uitroepen: "draag mij uit de legerplaats, want
ik ben dodelijk verwond!", dan sterft de zondaar door de wet aan de wet (Gal. 2:19) opdat hij
Gode leven zou. Romeinen 7:4 verwoord het zo: "Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet
gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen,
Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden."
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
In het arminianisme van toen en nu wordt de mens in een verkeerd verstane verantwoordelijkheid
gemanipuleerd en daarmee in feite geëerd, in plaats dat God alle eer ontvangt (al zullen ze dat
tegenspreken, MGvdH) in het behoud van een zondaar. De menselijke verantwoordelijkheid wordt
evenwel niet waargemaakt of verwerkelijkt in de toewending van de mens naar God, maar in de
genadige toewending van God naar de mens. Hóór en uw ziel zal leven! De verantwoordelijkheid van
de mens is daarmee niet antropologisch bepaald (vanuit de mens), maar theologisch (vanuit God).
Arminius begreep dit niet. En arminianen van vandaag verstaan dit nóg niet. Want dat kan ook niet!"
Velen hebben heden ten dage geen ondervinding meer van het sterven door de wet aan de wet, en
zijn als de rijke jongeling, die zo verdorven nog niet zijn. Hun spraak maakt hen ook altijd
openbaar. Het zijn nog geen gans hulpelozen geworden, en die geen helper heeft (Ps. 72:12-13).
Ze kunnen altijd zichzelf nogwel helpen met hun vrije wilsbesluiten. Weg met dit arminiaans
geraamte! Wat is het toch een ontzaglijk wonder dat werk des Heeren in ons, zonder ons. De
apostel jubelt het uit: "Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar
Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des
Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft." (Gal. 2:20)
Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht;
Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen d' eerkroon dragen
Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeven.