Afstervingsleer van de oude mens komt rechtstreeks uit het Vaticaan

Naar aanleiding van het artikel over de staat van Jozef en Maria (klik hier) heb ik een vraag gekregen over mijn uitspraak dat de afstervingsleer van de oude mens rechtstreeks uit het Vaticaan komt.

VRAAG
Wat heb je een duidelijk stuk geschreven n.a.v. de preek van Ds. Roos. Maar een ding begrijp ik niet, waar jij zegt dat de afsterving van de oude mens rechtstreeks uit het Vaticaan komt. Dat staat toch in de HC vraag 88? Of heb ik dat niet goed begrepen?

ANTWOORD
In vraag 88 van de Heidelbergse Catechismus (HC) wordt inderdaad gesproken over de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens als het gaat om de waarachtige bekering. Dat is echter geen Bijbelse uitspraak, ook al staat deze in de catechismus. Als iets gestorven is kun je het niet afsterven. Ik vind de term dus ongelukkig en zal uitleggen waarom. Rome leert een afsterven van de zonde, dus dat je steeds heiliger wordt, omdat je minder zonden gaat doen. Echter één zondige gedachte is al voldoende om geheel verdoemd te worden, en dat leert de val in Adam ons in het Bijbelboek Genesis.

De oude mens IS gestorven. Dat kunnen we lezen in Rom. 6:6-7, waar staat dat onze oude mens met Hem is gekruisigd, en tevens is die gedood want in vers 7 wordt over "die gestorven is" gesproken. Ook in Rom. 7:9 staat dat als het gebod gekomen is (en door Gods Geest toegepast aan je ziel), zo is de zonde weder levend geworden, doch ik (dat is de oude mens) ben gestorven.
Er staat niet ik ben afstervende!
Ook Galaten 2:19-20 spreekt over de doding van de oude mens en ook spreekt de apostel over "Ik ben met Christus gekruisd, en ik leef, doch niet meer ik (oude mens), maar Christus leeft in mij". De verwijsteksten bij het antwoord op vraag 88, bijvoorbeeld in Kol. 3:9 spreken over een uitgedaan hebben van de oude mens. Bij een kledingstuk uitdoen heb je niet nog de helft aan, maar is het geheel uitgedaan. Zo is de oude mens uitgedaan en afgelegd en de nieuwe mens aangedaan (Kol. 3:10). Die nieuwe mens wordt vernieuwd van dag tot dag (opwas in de kennis van God in Christus en ook meer en meer de verdorvenheid leren kennen vanwege je lichaam dezes doods).

De afstervingsleer houdt in dat we de zonde afsterven en minder vleselijk zouden worden, terwijl de apostel leert "Ik ben (voor 100%) vleselijk, verkocht onder de zonde". Na ontvangen genade hebben we geen oude mens meer, want die is gedood, en ons hoofd is er geestelijk gesproken af, want we hebben een nieuw Hoofd, namelijk Jezus Christus. Dan zijn we een nieuwe mens in Christus die alleen nog wil (door het nieuwe Hoofd) wat Hij wil.
Maar de zonde dan?
We hebben nog een lichaam der zonde over, dat is het lijk van de oude mens die gedood is, en dat lijk is in ontbinding en brengt een steeds grotere stank voort in je leven, wat je uit doet roepen: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods (door de dood van de oude mens)? Ik dank God door Jezus Christus onze Heere" (Rom. 7:24-25). Het wordt met het vlees, ofwel het lichaam der zonde, dus nooit wat, want het vlees onderwerpt zich der wet Gods niet want het kan ook niet (Rom. 8:7). Hoe wordt het volk van God dan vertroost? Houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt (gestorven aan de zonde omdat de oude mens gedood is), maar Gode levend zijt in Christus Jezus onze Heere (Rom. 6:11). Gods volk wordt volmaakt gesteld in de Volmaakte, namelijk in Christus Jezus (Kol. 1:28).

De afstervingsleer betekent dat je minder zonden gaat doen en dat is nu net niet zo. Na ontvangen genade blijf je 100% vleselijk. Daarom moet de wet ook altijd gepredikt worden, ook tegen het vlees van Gods volk (vraag 115 van de HC). De zonden worden alleen beteugeld als de Geest van God in de raderen is. We zijn totaal afhankelijk van de invloeden van de Heilige Geest. Alleen Gods volk kan die Geest wel bedroeven waardoor hij Zich lijkt terug te trekken (een onbekeerd mens wederstaat echter alleen altijd de Heilige Geest).

Hoe had antwoord 88 uit de HC dan moeten luiden?
In twee stukken: in de doding van de oude mens en in de opstanding van de nieuwe mens. Dan hebben we het over de eerste bekering. Vervolgens spreken we over de dagelijkse bekering waarbij de werkingen van het lichaam dezes doods alleen door de werking van de Heilige Geest worden tegengestaan. Gods volk haat ook de zonde omdat God die haat. Vraag 89 verwijst in het antwoord ook naar Rom. 8:13 waar hierover gesproken wordt. Gods volk beoefend door Gods Geest ook de droefheid naar God die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt (2 Kor. 7:10), als ze weer worden aangekeken door de liefdesogen van de Heere Jezus, zoals na de verlooching door Petrus.

Tot slot mogen ze wandelen in de goede werken die van eeuwigheid zijn voorbereid (Ef. 2:10). Dat is bij de een 30-voud, de ander 60-voud en de ander 100-voud (Mark. 4:20). Die vruchten hoeven ze zelf niet te bedenken, want we (Gods volk) zijn maar rankjes in de ware Wijnstok ingeënt. Vanuit de Wortel komen de sappen door het rankje om vruchten te dragen. Hoe meer vrucht hoe meer het rankje gebogen wordt tot de grond (gekrookte rietjes zijn dat), hoe meer hun Vader in de hemelen verheerlijkt wordt, en dat alles verworven door de lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid van hun Heere Jezus Christus, en door Woord en Geest toegepast aan hart en leven. In de diepte groeien de mirten en als die vertrapt worden (doding van de Heere Jezus in zich omdragende, 2 Kor. 4:10) dan brengen ze een heerlijke geur voort.

Het is een wat uitgebreide reactie geworden, maar geve God door Zijn Geest het onderwijs nog te heiligen aan onze harten.

PS lees ook eens het artikel 'Minder zonden doen, groter zondaar worden' (klik hier).

M.G. van der Hoeven

Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"